HET KASTEEL TE STEVENSWEERT

Nieuwe gegevens over het kasteel te Stevensweert

(onderstaand artikel werd geschreven in 198l en gepubliceerd in de tijd¬schriften "Archeologie in Limburg" en "De Maasgouw". Recent onderzoek in de kelder van de woning Singelstraat West 4 heeft de conclusies van dit artikel opnieuw bevestigd) 

Eerder onderzoek 
In de jaren 1952 en 1953 werden door drs. W. Sangers en dhr. A. Simonis (†) te Stevensweert opgravingen verricht, met het doel enige zekerheid te verkrijgen over de juiste ligging en grootte van het voormalige kasteel al¬daar. Ondanks het feit dat de nu nog aanwezige toren-ruïne, enigszins aan het oog onttrokken door het in 1732 aangebouwde commandeurshuis („gouvernement"), een aanwijzing gaf voor de ligging, bevatten de tot dan toe bekende schaarse archiefdocumenten te weinig informa¬tie om tot een juiste reconstructie te kunnen overgaan. De resultaten van de opgravingen brachten hierin echter verandering en gaven aanleiding tot de volgende conclu¬sies:
„De enige ingang van het kasteel lag waarschijnlijk in de zuid-oosthoek bij de ronde toren, van waaruit hij kon verdedigd worden.  Waarschijnlijk werd deze in¬gang gesloten door een zware poort, die neergelaten kon worden en dan als brug diende over de gracht. Zo kreeg men toegang tot de voorburcht. De natte gracht rond het kasteel werd op verschillende plaatsen opgegraven. Het kasteel van de heren van den Bergh, waarschijnlijk ge¬bouwd in het begin van de zestiende eeuw, had een carré-vorm, metende 32.50 m. bij ongeveer 27.50 m. Het be¬vat (.........) slechts één verdedigingstoren op de zuid-oost¬hoek gelegen en voorgebouwd voor de frontmuur. Deze toren was met het kasteel verbonden door een muur met weergang, vanwaar de ophaalbrug over de gracht kon worden bestreken."1
Het kasteel te Stevensweert was, aldus gezien, een vrij eenvoudig en niet al te groot gebouw met één ronde hoektoren en omgeven door een natte gracht. De raadsels rond ligging en grootte leken hiermee opgelost.

Nieuw onderzoek
Bij de bestudering van de geschiedenis der vesting Stevensweert ontdekte ik echter, in diverse archiefbronnen, steeds meer aanwijzingen die aanleiding gaven tot twij¬fel aan de juistheid van de in 1953 getrokken conclu¬sies . Bij navraag bleken bovendien verschillende inwo¬ners van Stevensweert wel eens sporen van zware mergel-funderingen te hebben aangetroffen op plaatsen die niet in overeenstemming waren te brengen met de resultaten van de opgravingen in 1952 en 1953.
 
Een definitieve aanwijzing voor het vermoeden dat het kasteel van Stevensweert groter geweest moest zijn, was uiteindelijk een gelukkige vondst in de bibliotheek van de Rijksuniversiteit te Leiden. In de aldaar ondergebrachte collectie Bodel Nijenhuis bevindt zich namelijk een met de hand getekende kaart uit 1643 van de vesting Stevens¬weert met binnen de vestingwerken een plattegrond van het kasteel (afbeelding 2).
De in 1952 en 1953 gevonden muurresten zijn op deze plattegrond terug te vinden maar vormen slechts de helft van het totale complex.
Bovendien blijkt duidelijk dat de twee muurresten op de noord-oostelijke hoek, in 1953 omschreven als steunberen, in feite restanten zijn van een op deze hoek gelegen vierkante toren.
Ongeveer tegelijkertijd ontdekte ik in de collectie Atlas van Stolk een zeer mooie en gedetailleerde gravure (vervaardigd tijdens of kort na de aanleg der vestingwerken in 1633) met binnen de vesting, in vogelvluchtperspek-tief, een aanzicht van het kasteel (afbeelding 3). Dit ruimtelijk aanzicht blijkt overeen te komen met de plattegrond uit 1643: een bewijs voor de betrouwbaar¬heid van beide onafhankelijk van elkaar gemaakte teke¬ningen.
Projectie van de nieuw gevonden gegevens over de hui¬dige kadastrale kaart maakten duidelijk dat de eventue¬le funderingsrestanten zich moesten uitstrekken onder de huidige bebouwing en in diverse binnentuinen. In de tweede helft van 1980 deed zich de gelegenheid voor om in een leegstaand pand enig onderzoek te doen. In de kelder, ongeveer 30 cm onder de vloer, werd een zwaar mergelfundament aangetroffen met een 220 cm naar het westen uitspringende hoek. Op de plattegrond uit 1643 komt deze fundering exact overeen met de wes¬telijke voormuur en het enigszins uitspringende poortge¬bouw. Het fundament van de uitspringende hoek is aan de grachtzijde voorzien van een hardsteen bekleding, wat