1987

INLEIDING UITGESPROKEN IN DE PAROCHIEKERK VAN STEVENSWEERT

H.G.M. Rutten

INLEIDING UITGESPROKEN IN DE PAROCHIEKERK VAN STEVENSWEERT BIJ DE OPENING VAN DE TENTOONSTELLING
"OUD KERKELIJKE KUNST VAN HET EILAND IN DE MAAS"
OP 24 DECEMBER 1987.


Voor iemand die een tentoonstelling over Oud Kerkelijke Kunst van het Eiland in de Maas wil inleiden, is het een voorrecht dit te mogen doen in deze prachtige kerk van Stevensweert, toegewijd aan de eerste martelaar de H. Stephanus en gebouwd in het jaar 1781.
Willen we nog verder terug in de historie van deze parochie dan komen we terecht in de Middeleeuwen: de tijd van Karel de Grote, van de Noormannen, van ridders en kastelen maar ook de tijd waarin als gevolg van de geloofs-verkondiging door evangeliepredikers als Willibrord en Lambertus, in deze streken talloze grote en kleine kerken werden gebouwd.
In die grijze nevelen van de oudheid moet ook op zeker moment, we weten niet precies wanneer, het eerste kerkje op het Eiland in de Maas zijn opgericht.

Reeds vanaf het begin van de Middeleeuwen was het de gewoonte dat de gelovigen het tiende deel van wat akker en landbouw opbrachten, afstonden tot onderhoud van de kerk en de geestelijken. In de 9e eeuw werd dit zelfs wettelijk, als een vorm van belasting, ingevoerd. Alles wat halm en stengel had, zoals rogge en haver, werd gerekend tot de zogenaamde grote tiende. Al de rest werd de kleine of smalle tiende genoemd. Hieronder vielen b.v. de hooitiende maar ook de krijtende of schreeuwende tienden, d.w.z. het tiende deel van de lammeren, kalveren, ganzen, kippen enz. De opbrengst van al deze tienden was bedoeld tot onderhoud van de kerk, tot ondersteuning van de pastoor en tot steun aan de armen.

In Stevensweert was het zo dat de grote tienden vanaf het jaar 1244 werden geïnd door de Munsterabdij van Roermond. Als tegenprestatie was de abdij verplicht om het schip van de Stevensweerter kerk te onderhouden vanaf de nok tot in de fundamenten. Het koor, de bijgebouwen, de toren en de pastorie kwamen voor rekening van de parochie zelf.

Deze merkwaardige afspraak, u kunt zich dat voorstellen, gaf vaak aanleiding tot geruzie tussen de Munsterabdij en de gelovigen van Stevensweert. Noch de ene partij noch de andere wilde ook maar één cent te veel betalen wanneer er reparaties nodig waren.
Moest het koor gerepareerd worden, dan was dit voor rekening van de parochie Stevensweert, daar kwam men niet onder uit.
Moest de vloer van het schip vernieuwd worden, dan betaalde de Munsterabdij; ook dat was duidelijk, Maar wie moest nou in 1424 de vernieuwing betalen van het dak boven het koor? Om dat uitgezocht te krijgen, stapte men zelfs naar de rechter en die bepaalde uiteindelijk dat de parochie maar de nodige penningen op tafel moest leggen.
Dergelijke meningsverschillen bleven zich herhalen zelfs tot aan de bouw van de nieuwe kerk in 1781.

Ohé en Laak kende deze problemen niet. De oude archieven vermelden dat de gehuchten Laak en Ohé bij Echt hoorden en daar ook ter kerke gingen. De schutterij van Ohé en Laak was verplicht om mee te trekken in de processie op de feestdag van St. Landricus, de patroonheilige van de parochie Echt. Zelfs toen Ohé en Laak in 1629 als zelfstandige heerlijkheid onder de Heer van Stevensweert, Graaf Hendrik van den Bergh, kwam, bleef men toch kerke¬lijk behoren tot de parochie Echt. Dit duurde tot 1802, toen werd Ohé en Laak toegevoegd aan de parochie Stevensweert. Pas in 1862 ontstond er een zelfstandige parochie en kreeg ook Ohé en Laak een eigen kerk.

Hoe zag nu die eerste, Middeleeuwse kerk van Stevensweert eruit? Helaas, hierover is weinig met zekerheid bekend. Gezien de eerste vermeldingen over de kerk, in de 13e eeuw, moet het kerkje vrijwel zeker een eenvoudig Romaans of vroeggotisch uiterlijk hebben gehad.

Over het interieur geeft een verslag van de kerkvisitatie uit 1669 enige aanwijzingen. Het hoogaltaar, in het begin toegewijd aan 0.L.Vrouw maar al snel daarna aan de H. Stephanus, was volgens dit verslag smaakvol geornamen-teerd.
De kerk bezat een verguld zilveren monstrans, een prachtige zilveren reliekhouder met beenderen van de H. Stephanus en er hing een mooie Godslamp voor het altaar.
Wanneer u achter mij het kleine lichtje van de godslamp ziet branden, dan weet u dat dit licht, hoe klein ook, al eeuwenlang heeft gebrand op deze plaats als teken van godsdienstig leven op het Eiland in de Maas.

Op het koor lagen grafstenen; hooggeplaatste personen werden immers nog tot aan het eind van de 18e eeuw in de kerk begraven, vaak onder prachtige monumentale grafzerken. Toen in 1781 de oude kerk werd afgebroken, bleven gelukkig enkele van die mooie stenen bewaard. Twee ervan vinden we terug in de zijbeuken. Ze hebben toebehoord aan hoge Spaanse militairen, gouverneurs van de vesting Stevensweert in de 17e eeuw.

Achter in de kerk, naast de doopkapel, bevindt zich een kleinere steen, niet zo opvallend maar zeker zo oud en interessant. In alle literatuur over Stevensweert wordt deze steen omschreven als een grafsteen van een kind uit het adellijk geslacht Van Limburg Stirum. Een onderzoek van enige tijd geleden met een sterke lamp erbij omdat de steen erg is afgesleten, bracht echter aan het licht dat de steen zonder twijfel de naam en het wapenschild draagt van een gravin uit het geslacht Van den Bergh. Dit is helemaal niet verwonderlijk omdat deze belangrijke familie lange tijd in het bezit is geweest van het Eiland in de Maas.
Het oude kasteel van Ste¬vensweert werd door hen bewoond en ook bouwden zij kasteel Walburg in Ohé en Laak.

De kerk van Stevensweert bezat ook mooie oude beelden. Helaas zijn ze niet allemaal bewaard gebleven. Van mijn grootvader hoorde ik wel eens het ver-haal dat hij in de jaren 1920-1930 enkele grote houten beelden met paard en kar naar Maaseik had moeten brengen. Vandaar zijn ze waarschijnlijk verder naar Antwerpen getransporteerd in ruil voor enkele gipsen beelden die men in die tijd waardevoller vond. Het oudste beeld dat de kerk nu nog bezit, is een eenvoudig maar mooi gesneden beeldje van St. Stephanus uit de 16e eeuw.      -

Kijken we naar de parochie Ohé en Laak, dan zien we dat ook die kerk, hoewel veel later gebouwd, toch enkele zeer fraaie beelden bezit. Als oudste bezit geldt hier een treffende uitbeelding van de Heilige Rochus uit de 15e eeuw. Zowel de beelden van St. Stephanus als van St. Rochus zijn op de tentoonstelling te bewonderen. Overigens ziet u St. Stephanus ook weer terug boven het altaar in deze kerk waar de steniging van de martelaar wordt uitgebeeld.
Tegen het einde van de 18e eeuw was het kerkje van Stevensweert danig bouwvallig geworden. De bouw van een nieuwe kerk zou echter alleen maar kunnen lukken in goede samenwerking met de Munsterabdij in Roermond en daarin lag nou net de moeilijkheid.

De abdis van Roermond had zich in 1778 reeds beklaagd bij de Staten Generaal der Nederlanden. Volgens haar had de Roermondse abdij altijd aan haar plichten voldaan maar waren de Stevensweertenaren voor hun deel in het onderhoud in gebreke gebleven waardoor de kerk nu op instorten stond.
Gelukkig werd er toch enige overeenstemming bereikt tussen de 2 partijen en zo kon in 1781 de abdis de opdracht geven tot het bouwen van een ge-heel nieuwe kerk "groter en schoner" dan de oude.
De wapensteen van de abdis in de buitenmuur van deze kerk herinnert nog steeds aan deze gebeurtenis.
Als bouwmeester van de nieuwe kerk wordt genoemd de Stevensweertenaar Petrus Rutten. De toenmalige pastoor Richard de Bèche zegt in een van zijn aantekeningen: "Petrus Rutten was een uitstekend bouwmeester die naast andere bouwwerken ook onze nieuwe sierlijke kerk heeft gebouwd". De bank waar Petrus Rutten eens in gezeten heeft, staat nog in deze kerk aan de rechterzijde bij de biechtstoel en is voorzien van zijn in ivoor ingeleg¬de initialen. Helaas heeft hij niet lang kunnen genieten van zijn meester¬werk. In 1782, nog voordat de kerk helemaal was afgebouwd, overleed hij op 66-jarige leeftijd.

De nieuwe kerk werd gebouwd op dezelfde plaats als de oude, maar toch met een opvallend verschil. De oude kerk lag, zoals bij kerken gebruikelijk, met het koor naar het oosten. De nieuwe kerk van 1781 werd echter een halve cirkel gedraaid en kreeg aldus een noord-zuid oriëntatie. Dit is voor kerken zeer opmerkelijk en er moet dus wel een bijzondere reden voor zijn geweest. Welnu, de reden ligt hierin dat Stevensweert was omgeven door wallen en grachten en als vestingstadje volkomen werd bepaald door militaire eisen. Bij de bouw van de vesting in 1633 ruimden de Spanjaarden radicaal alles op wat in de weg stond. Zo verdween bijvoorbeeld de oude pastorie omdat hij stond op de plaats waar men een stuk van de wallen wilde aanleg¬gen. De kerk zelf durfde men blijkbaar niet zo goed af te breken maar de aarden wal werd er aan een kant wel tegen aangelegd, zeker tot ergernis van de parochianen. Bij de bouw van de nieuwe kerk heeft men wat meer ruimte willen scheppen tussen kerkgebouw en verdedigingswerken en dit be¬reikte men op een simpele manier door de kerk een halve slag te draaien.
Opmerkelijk in dit verband is dat bij de Protestantse kerk precies het omgekeerde is gebeurd. Daar lag de oude kerk noord-zuid maar na de sloop in 1819 werd de nieuwe kerk er dwars overheen gebouwd en die ligt nu dus wel in de goede oriëntatie, namelijk van oost naar west. Wie nu uit die verschillende richtingen van de protestantse en de katholieke kerk zou menen dat deze beide geloofsgemeenschappen elkaar in Stevensweert tegenwerkten, moet ik gelukkig teleurstellen.
Vanaf 1702 tot na de Tweede Wereldoorlog heeft er een Protestantse ge-meenschap in Stevensweert bestaan en zij mag in deze inleiding bij een tentoonstelling over godsdienstig leven op het Eiland in de Maas uiteraard niet onvermeld blijven. Dat er een protestantse gemeenschap kon ontstaan in zo'n kleine Limburgse katholieke plaats is op zich al uitzonderlijk. Ook hier ligt echter de verklaring in het militaire verleden van Stevens¬weert. Toen in 1702 Staatse troepen de vesting veroverden, kreeg Stevens¬weert een militair garnizoen van overwegend Protestantse soldaten. In soortgelijke vestingen in het katholieke zuiden waar maar één kerk voorhanden was, werd bepaald dat zowel protestanten en katholieken van hetzelfde kerkgebouw gebruik moesten maken.

Dit was uiteraard een doorn in het oog van de katholieken en een bron van veel ergernis. In Stevensweert was een gelukkiger oplossing voorhanden.
De katholieken behielden hun eigen kerk en de protestanten maakten gebruik van de oude kasteelkapel. Daartoe werd wel het katholieke interieur van de kapel verwijderd. Beelden, altaren en dergelijke moesten eruit.
Aanvankelijk bestond de Protestantse gemeenschap voornamelijk uit militairen. Langzamerhand veranderde de samenstelling, met name door het wegtrekken van het garnizoen in 1765.
Dat de Protestantse gemeenschap het in deze plaats zo lang heeft volgehouden (in 1952 vierde men het 250-jarig bestaan), is ongetwijfeld mede te danken geweest aan de verdraagzaamheid tussen beide bevolkingsgroepen. Opgesloten tussen wallen en grachten en zo als het ware veroordeeld tot samenleven, integreerden de protestantse bewoners in de Stevensweertse bevolking, uiteraard met behoud van het eigen geloof.
Zij namen zoveel mogelijk deel aan het dagelijks leven van de gemeenschap en stonden er zeker niet buiten. Uit mijn eigen jeugd herinner ik me Ome Karel Hölzenspies, de laatste koster van de protestantse kerk. Ome Karel dreef een handeltje in tuinzaden en als kind moesten wij daar in het voorjaar altijd spinaziezaad halen. Wat bij ome Karel thuis anders was, was voor ons kinderen niet zo zeer het andere geloof maar meer het feit dat hij de enige Stevensweertenaar was met een glazen kas waarin druiven groeiden.

Soms mochten wij daar wel eens in kijken. Helaas viel de tijd dat wij spinaziezaad moesten halen, nooit samen met de tijd dat de druiven rijp waren.
Hoe goed de verhouding  tussen protestanten en katholieken ook was, toch waren er wel eens kleine incidenten. In de 18e eeuw vermelden de ar¬chieven dat er in Stevensweert een dominee werkzaam was die na enkele jaren uit zijn ambt werd gezet omdat hij wel eens te diep in het glaasje keek. Toen hij zich daarvoor bij de Kerkelijke Overheid moest verant¬woorden, trad tot verbazing van iedereen als voornaamste verdediger op de pastoor van Stevensweert, eveneens een liefhebber van een goed glas wijn. Kritischer werd het rond 1885.

De Protestantse dominee klaagde toen bij de bisschop in Roermond over de hinder die men tijdens diensten in de Protestantse kerk ondervond tijdens het uittrekken van de processie vanuit de katholieke kerk. Daarbij trok men vlak langs de protestantse kerk en de katholieken baden en zongen dan zo hard dat er geluidsoverlast plaatsvond. Na veel vijven en zessen kwam er toch een minnelijke schik¬king tot ieders tevredenheid.
In Ohé en Laak loste men in diezelfde tijd geschillen wat hardhandiger op. Een voorbeeld uit het parochie-archief: "Daar de adellijke familie van Walborg thans protestant is, permitteerde zich eensdaags bij een plechtige processie, een dominee uit Holland op de Laak met een brandende sigaar door de processie te lopen, het Allerheiligste te begluren voor en achter de pater die het droeg totdat een man dien vlegel bij zijn vlerken pakte en in een sloot neerplofte." Einde bericht.

In Ohé en Laak was inmiddels na het zelfstandig worden van de parochie in 1862 in 1865 begonnen met de bouw van een eigen kerk. Dit was natuur¬lijk een grote inspanning voor de kleine gemeenschap. Er was geharrewar over de bouwtrant, over de diepte der funderingen enz. maar in 1867 was toch een mooi kerkgebouw verrezen, ontworpen door de Roermondse architect Bolsius en met goedkeuring van de bekwame en in die tijd hoog bejubelde bouwmeester Pierre Cuypers.
Overigens was de kerk niet het eerste kerkelijke gebouw op Ohé en Laak.

Er stond al veel langer een kapel, de welbekende en al in de 17e eeuw genoemde St. Anna-kapel op de Laak. Ook nu nog een plek waar ieder jaar vele inwoners van Ohé en Laak bij elkaar komen op de feestdag van moeder Anna en er daarna een gezellige dag van maken. De verering van St. Anna is altijd bijzonder groot geweest, in de ogen van de vroegere pastoors soms wel eens te groot.
In de vorige eeuw hielden namelijk enkele vrouwen novene-oefeningen in de kapel voor het verkrijgen van een gelukkige bevalling of voor het herstel van zieken. Daarbij ging men echter niet altijd te werk volgens de richtlijnen van de kerk. Voor iedere noveen moest twee francs betaald worden die door de voornaamste bidster werd op¬gehaald. De francs waren volgens zeggen van de kwezels, zo schrijft de pastoor, bestemd voor de kapel maar de kapel heeft er nooit van bekomen.
Het conflict liep zelfs zo hoog op dat de pastoor de kapel ge¬sloten hield. De kwezels gaven echter niet op, ze forceerden het slot van de kapel en verkondigden dat er wonderen gebeurden op voorspraak van St. Anna. Uiteindelijk bedaarde echter de gemoedsrust en er werd zelfs begon¬nen met de bouw van een nieuwe kapel, die precies voltooid was op 26 juli 1896, de feestdag van Sint Anna.

Dames en Heren, veel zou er nog te vertellen zijn over het godsdienstig leven op ons Eiland in de Maas. In dit kader is dit echter niet mogelijk en ook niet de bedoeling.
In veel vreugde en ook in veel verdriet zijn in het verleden talloze bewoners van het Eiland in de Maas naar hun kerkgebouw gegaan, katholieken zowel als protestanten. Hun geloof hebben zij ook laten zien in de zorg en de verfraaiing van hun kerkgebouwen. Vele pastoors en dominees (op de tentoonstelling ziet U er lijsten van) hebben een aktieve rol gespeeld in het godsdienstig leven van onze voorouders.

Wij zijn de kerkbesturen van de parochie St. Stephanus uit Stevensweert, van de parochie 0.L.Vrouw Geboorte uit Ohé en Laak en het College van Kerkvoogden van de Hervormde Gemeente Stevensweert/Maasbracht bijzonder dankbaar voor hun enthousiaste en belangeloze medewerking, waardoor wij vele mooie en kostbare voorwerpen voor iedere belangstellende kunnen tentoonstellen.

Met plezier en voldoening hebben wij als bestuur van de Stichting Streekmuseum Stevensweert/Ohé en Laak en met sympathieke steun van enkele medewerkers de voorbereidingen voor deze tentoonstelling nu afgerond.
Ik hoop dat U na een bezoek aan het museum vandaag of een van de komende dagen, met ons kunt spreken over een unieke tentoonstelling.
 

 
 
Monstrans van Ohé en Laak uit 1653 (verguld koper).

H.G.M. Rutten