1987

CATHARINA DAEMEN


W. Sangers

Op 19 november 1987 was het 200 jaar geleden dat te Ohé en Laak werd geboren Catharina Daemen, de stichteres van de Congregatie der Zusters Franciscanessen te Heythuysen.
In 1953 hield pater W. Sangers over haar het volgende radiopraatje voor de Regionale Omroep Zuid. Het is niet zonder reden, geachte luisteraars, dat ik deze avond uwe speciale aandacht vraag voor een eenvoudig boerenmeisje uit het Limburgse Maasland. Want Maria Catharina Daemen groeide in haar later leven uit tot sympathieke heldin, tot een krachtfiguur die de deugd in haar strenge consequenties zó wist te beoefenen, dat we haar binnen korten tijd hopen te begroeten als een nieuwe Limburgse heilige.
Maria Catharina Daemen werd geboren te Ohé en Laak aan de Maas op 19 november 1787 en ze stierf te Heythuysen op 7 augustus 1858. En wanneer zich tussen die twee termen geen leven had ontplooid dat vèr boven de middelmaat uitstak, dan zou zij evenals de andere mensen van haar tijd reeds lang vergeten zijn. Maar het is juist dit leven, wat haar voor ons bewaard heeft. Waar God met welbehagen op neerziet, dat kan voor de mensen op den duur niet verborgen blijven. Om de waarde van dit leven te kunnen begrijpen, zullen wij eerst het plaatsen in het kader van zijn tijd.
De storm van de Franse Revolutie had op religieus terrein in het begin der 19de eeuw zeer ernstige ontwrichtingen veroorzaakt. Ook in onze streken werden de kerken en de kloosters gesloten en alle geestelijken die de eed op de Constitutie weigerden , gingen de weg op der ballingschap. Deze radicale afbraak ontredderde enerzijds de zielzorg, maar deed tevens een grote leemte ontstaan in de toenmalige organisatie voor opvoeding en onderwijs, welke voorheen vrijwel uitsluitend in handen was van de geestelijken. En de consequenties van deze brutale hervorming bleven nog lang nawerken toen de woelingen der omwenteling reeds voorbij waren en het oude stelsel door een nieuwe staatsvorm was vervangen. Deze nieuwe vorm immers moest nog in zijn onderdelen worden uitgebouwd en voltooid, en deze voltooiing kon slechts traag en moeizaam vorderen op de puinhopen van een maatschappij die gesloopt werd onder de mokerslagen van de vernieuwing. Onder deze omstandigheden bleef na de Franse overheersing het onderwijs en de leiding van de rijpere jeugd voor menige ijverige parochieherder nog lange tijd het brandend probleem.
Dit had tot gevolg dat we in de eerste helft van de 19de eeuw op het platteland meerdere onderwijscongregaties zien ontstaan, die voortsproten uit de nood der tijd en die meestal in hun eerste en moeilijke beginperiode geleid werden door het initiatief van een ondernemende dorpspastoor. En me dunkt, in dit licht moeten we ook het leven en de zending zien van Maria Catharina Daemen.
 
Opgegroeid te midden van de angsten der Revolutie, die haar geloof hadden veredeld en haar wil hadden gestaald, zag zij hoe de losgeslagen jeugd in deze chaos zonder voldoende leiding het spoor bijster werd. Door Gods Voorzienigheid gedreven, kwam zij te Maaseik onder leiding van een pater Capucien, in wie onweerstaanbaar de sterke droom voortleefde om zijn geruïneerd klooster her op te richten, en die in Catharina Daemen zijn inzichten overplantte ten aanzien van de speciale problemen van de tijd. En als zij uit deze invloedssfeer losgeraakt, belandt bij de pastoor van Heythuysen, dan ziet ze hoe deze ijverige priester zich als ideaal heeft gesteld de opvoeding van de opgroeiende meisjes in het dorp beter te verzorgen. Geleid door de geest van deze beide priesters, twee pioniers in hun tijd, doch een heel verschillend doel nastrevend, kon Maria Catharina Daemen, een eenvoudig boerenmeisje van het eiland van Stevensweert, onder de kloosternaam Moeder Magdalena uitgroeien tot de grote stichteres van de Congregatie der Zusters Franciscanessen van boetvaardigheid en christelijke liefde.
Wat haar ontbrak aan ontwikkeling, werd gecompenseerd door drie onschatbare eigenschappen die haar in staat stelden om in alle omstandigheden de grootste moeilijkheden te trotseren.
Zij werd gedragen door een stille vroomheid, die het rijke erfdeel was van simpele ouders, door een onverzettelijke wilskracht die wortelde in het onwankelbaar geloof in de noodzaak van haar streven en door een onverwoestbaar Godsvertrouwen, dat culmineerde in haar levensspreuk: God zal erin voorzien!