1633: EEN KEERPUNT IN DE GESCHIEDENIS VAN STEVENSWEERT.

A.M.P.P. Janssen, H.G.M. Rutten

Inleiding.       
De buurgemeenten Stevensweert en Ohé en Laak, samen gelegen op een eiland in de Maas, kennen in hun eeuwenoude historie zowel grote overeenkomsten als grote verschillen. Op het gebied van de kerkelijke geschiedenis zijn er grote verschillen. Ohé en Laak is een nog jonge parochie, opgericht in 1862. Voor Stevensweert gel¬den oudere papieren.

Niet voor niets vierde de gemeenschap in 1966 op -Feestelijke wijze het 700-jarig bestaan van de parochie. Wat de burgerlijke geschiedenis betreft heeft Stevensweert in de nieuwe tijd het karakter van een vesting gehad, terwijl in Ohé en Laak het dorpsbeeld werd bepaald door het boerenbedrijf. Het gezicht van Stevensweert is echter door de eeuwen heen zowel kerkelijk als wereldlijk niet altijd hetzelfde geweest. Gebeur-tenissen in het jaar 1633 hebben in dit opzicht een grote rol gespeeld. In dit jaar onderging het karakter van het dorp en de parochie een grote verandering. Een recentelijk ontdekte tekst van landdeken Reuter werpt meer licht op de ontwikkelingen in 1633. Dit artikel bevat een vertaling van deze tekst, vooraf¬gegaan door korte inleidingen over de wereldlijke en kerkelijke situatie van Stevensweert rond dat jaar.

Een dorp wordt vesting.       
In de eerste eeuwen van haar bestaan was de heerlijkheid Ste— vensweert in het bezit van de Heren van Pietersheim. Via de Heren van Boxmeer kwam Stevensweert vervolgens in 1503 onder het belangrijke gravengeslacht van de Heren Van den Bergh. Enkele leden van deze familie hebben een grote rol gespeeld in de 80-jarige oorlog. Dit geldt met name voor graaf Hendrik van den Bergh (1573-1638).
 
 

 
Graaf Hendrik van den Bergh (1573-1638)      

 Deze krijgsman in hart en nieren werd, na het vertrek van Spinola, benoemd tot opperbevelhebber van het Spaanse leger in de Nederlanden. Hij was onder meer actief bij de strijd rond belangrijke vestingen als Gulik, Breda, 's-Hertogenbosch, Wezel, Groenlo en Goch. Zijn hoge positie werd hem door andere Spaanse bevelhebbers niet in dank afgenomen. Op allerlei manieren probeerde men Hendrik van den Bergh bij de Spaanse koning ver¬dacht te maken, waarbij de zwaarste beschuldigingen werden geuit. Zo zou hij bijvoorbeeld bij zijn zusters Anna en Charlotte (wo-nend op kasteel Annadael te Echt) twee kinderen hebben verwekt. Tegen deze achtergrond neemt Hendrik van den Bergh in 1632 deel aan een samenzwering die ten doel had het Spaanse gezag in de Zuidelijke Nederlanden omver te werpen. In het geheim werd er zelfs een overeenkomst opgesteld waarbij de Zuidelijke Nederlan¬den werden verdeeld tussen de Republiek der Zeven Provinciën aan de ene kant en Frankrijk aan de andere kant. Als inleiding tot de verwezenlijking van dit plan begon Frederik Hendrik in mei 1632 zijn bekende tocht langs de Maas. Gebruik makend van de steun van Hendrik van den Bergh lukte het hem in korte tijd het gebied aan weerszijden van de Maas te veroveren. Reeds op
22 augustus van hetzelfde jaar viel de sterke vesting Maastricht in Staatse handen.
Uiteraard probeerden de Spanjaarden zoveel mogelijk afbreuk te doen aan de successen van de Maasveldtocht. In 1633 reeds her¬overden zij het eiland Stevensweert, dat vanwege zijn strate¬gische ligging onmiddellijk werd versterkt. Het jaar 1633 is dan ook voor Stevensweert van uitzonderlijk belang, omdat door de aanleg van de vestingwerken het karakter van de plaats voor eeuwen werd vastgelegd. Ook al zijn de vestingwerken na 1874 grotendeels gesloopt, het stratenplan uit 1633 en de daaraan aangepaste bebouwing bepalen ook nu nog het historisch beeld van Stevensweert.
 


Stevensweert na de aanleg der vestingwerken in 1633.
Binnen de wallen de St. Stephanuskerk en het kasteel van
Graaf Hendrik van den Bergh.
Opvallend is dat de herovering van Stevensweert plaatsvond door een van de vroegere tegenstanders van Hendrik van den Bergh in het Spaanse kamp, namelijk Francisco de Moncada, markies van Aytona. Wellicht hebben wraakgevoelens tegen de in hun ogen als een verrader te bestempelen Hendrik van den Bergh ertoe bijgedra¬gen dat de Spanjaarden Hendriks bezitting Stevensweert en zijn aldaar gelegen kasteel uitkozen voor een tegenactie. Dat zij de nieuwe vesting noemden naar hun aanvoerder Moncada moet voor Hen¬drik wel een grote vernedering zijn geweest.
Overigens had Hendrik van den Bergh reeds in 1618 de heerlijkheid Stevensweert overgedragen aan zijn zoon Herman Frederik, hoewel hij zelf de goederen bleef beheren tot 1632. Deze Herman Frederik bleef na het overlopen van zijn vader aanvankelijk de Spaanse zaak nog trouw, maar in 1641 ging ook hij over in Staatse dienst. Bij de aanleg der vestingwerken in 1633 maakten de Spanjaarden gebruik van een mathematisch grondplan, waarbij de militaire eisen prevaleerden boven die der burgerbevolking. Bebouwing die de meetkundige uitvoering in de weg stond, werd gesloopt. Zo verdween o.a. de pastorie. De kerk zelf en het kasteel van de graaf Van den Bergh bleven gespaard, omdat ze binnen de gordel van wallen en grachten konden worden opgenomen.
De wisseling van bisdom.        
Het huidige gebied van Noord-Brabant en Limburg en het oostelijke deel van België vormden tot het midden van de 16de eeuw het bis¬dom Luik. Om dit uitgestrekte gebied te kunnen besturen, beschik¬te de Luikse bisschop over aartsdiakens, die ieder een aartsdia¬kenaat onder hun hoede hadden. Zo hoorde het huidige Limburgse gebied ten noorden van de Geul tot het aartsdiakenaat van (Groot) Kempenland. Een dergelijk aartsdiakenaat was weer ingedeeld in landdekenaten, die bestuurd werden door een landdeken, één van de pastoors in dit gebied. Het gebied dat door de Maas, de Roer, de Worm en de Geul omgeven werd, heette het landdekenaat Susteren, genoemd naar het oude religieuze centrum, van waaruit de streek gekerstend is.
Ook de parochie Stevensweert, waarvan de geschiedenis tot in de 13de eeuw teruggrijpt, behoorde tot het bisdom Luik, het aarts¬diakenaat Kempenland en het landdekenaat Susteren. De patroonhei¬lige van de parochie was de H.Stephanus en daarnaast was er in de kerk nog een Maria-altaar. Dit laatste wordt reeds in 1418 ge¬noemd. De bewering dat het parochie-altaar aanvankelijk aan Maria toegewijd zou zijn geweest, berust op een vergissing. De kerk van Stevensweert was een kwartkapel, hetgeen betekende dat de landde¬ken er speciale rechten had, die in andere kerken aan de aarts¬diaken toekwamen. De bevolking van Stevensweert mocht bepaalde juridische kwesties voorleggen aan de deken van Susteren, de pas¬toor moest de periodiek plaatsvindende pastoorsvergaderingen van het landdekenaat bijwonen en jaarlijks bij de deken de H.Olie af¬halen; voorts had de deken het visitatierecht: hij controleerde op gezette tijden of er in de parochie geen wantoestanden heers¬ten.
Deze eeuwenoude gewoonte leek in 1561 plotseling te veranderen. In verband met de godsdienstige onrust in de Nederlanden werd na¬melijk besloten tot de oprichting van nieuwe bisdommen. Zo ont¬stond onder andere het bisdom Roermond. Dit nieuwe bisdom kreeg een eigen territorium, dat in 1561 in een pauselijke bul vastge¬steld werd. Volgens deze bul werd de parochie Stevensweert, die beschouwd werd als behorende tot het graafschap Horn, gerekend bij het nieuwe bisdom Roermond, dat in grote lijnen het Gelderse gebied omvatte. In de praktijk bleef in Stevensweert de situatie evenwel bij het oude: de toevoeging aan het graafschap Horn acht¬te men een vergissing, men bleef Luiks en de deken van Susteren behield zijn oude rechten op het "eiland". Blijkbaar had men in Roermond geen bezwaar tegen deze gang van zaken.
Na ruim zeventig jaar kwam er echter een verandering in de situa¬tie. Pastoor was in die dagen Christofoor Bauten. Deze pastoor heeft het meegemaakt, hoe in 1632 Frederik Hendrik tijdens zijn Maasveldtocht Stevensweert veroverde en hoe het weer teruggewon¬nen werd in 1633 door de Spanjaarden, die terstond het dorpje om¬bouwden tot een groot fort. In dit laatste jaar werd pastoor Bau¬ten wegens een of andere kwestie door Antonius Cruysancker, de neef van de Roermondse bisschop, opgeroepen om voor hem te ver¬schijnen. De pastoor van Stevensweert weigerde dit te doen met het argument, dat alleen de Luikse bisschop zeggingsmacht over hem had. Ook de Susterse landdeken bemoeide zich ermee en riep de parochianen op om hun grieven bij hem kenbaar te maken. Toen pas¬toor Bauten zich kort daarop even buiten de vesting begeven had, vond hij bij terugkeer de poorten gesloten: de Spanjaarden hadden de pastoor met een krijgslist de vesting uitgewerkt. Vanuit Roer¬mond werd prompt hierop Werner Solmans, pastoor van Maasbracht en kapelaan van de Spanjaarden, opgedragen de taak van pastoor waar te nemen. In 1638,
één jaar na het vertrek van de Hollanders uit de omgeving, kreeg Solmans zijn definitieve aanstelling, die hij tot zijn dood in 1647 behouden heeft. Christofoor Bauten werd pastoor van Marienberg bij Eygelshoven; hij werd van het uiterste noord-westen overgeplaatst naar het uiterste zuid-oosten van het landdekenaat, zo ver mogelijk van zijn vroegere parochie vandaan. Door deze merkwaardige gang van zaken ging de parochie Stevens¬weert over van het bisdom Luik naar dat van Roermond. Toen de Luikse aartsdiaken in 1647 een visitatiereis in het Susterse landdekenaat wilde ondernemen, maakte de Susterse landdeken zijn superieur dan ook duidelijk, dat hij een bezoek aan Stevensweert niet zag zitten. De aartsdiaken nam de plaats derhalve niet op in zijn route. De opvolger van Solmans, Laurentius Steurs, heeft zijn voordrachtsbrief van de hand van Herman Frederik van de Bergh weliswaar in Luik afgegeven, maar wenste toch benoemd te worden door Roermond. Dit laatste gebeurde ook en vanaf dit mo¬ment werd de parochie Stevensweert door Luik als verloren gebied beschouwd.

Een schrijven van landdeken Reuter uit 1647.   
Fridericus Adolphus Reuter, landdeken van het Gulden Landdekenaat Susteren, stelde op 6 november 1647 de volgende verklaring aangaande Stevensweert op [vertaling uit het Latijn]:
I. De parochie van Stevensweert ressorteerde vanaf haar eerste oorsprong, ofwel vanaf haar stichting, onder het bisdom Luik, het aartsdiakenaat Kempenland en het landdekenaat Susteren, en ze was een van de kwartkapellen van de deken van Susteren.
II. In het jaar des Heren 1532 op 4 juli heeft Henricus van Wer¬pen, kanunnik van St. Jan Evangelist, pastoor te Born en Buchten, landdeken van Susteren, over de genoemde parochie van Stevens¬weert aangesteld Leonardus Singhertz, 24 jaar voor de oprichting van nieuwe bisdommen in de Nederlanden.*)
III. Men zegt dat bij die oprichting in de pauselijke bul aan de Roermondse bisschop als "dos" toegewezen is: naast andere parochiekerken ook de genoemde kerk van Stevensweert en de kerk van Thorn. Wellicht door een vergissing, omdat men geloofde dat de genoemde plaatsen onderworpen waren aan de Spaanse koning.
IV. Maar toch, zoals ook heden ten dage de Thornse parochie valt onder het aartsdiakenaat Kempenland en het landdekenaat Maaseik, zo bleef altijd, zolang als de graaf Henricus van Bergen nobeler nagedachtenis in leven was en dat eiland bezat, de parochie van het genoemde Stevensweert onderdanig aan het dekenaat Susteren, het aartsdiakenaat Kempenland en de kerk van Luik.
V. Want mijn voorganger Franciscus Agricola heeft Tiberius Eliae aangesteld. Ik evenwel Christophoor Bauten, en ik heb op verzoek van de zeer voorname graaf Herman van Bergen het vicariaat in de genoemde kerk verbonden met het parochiealtaar door een tijde¬lijke unie.
De kerkelijke zaken zijn door de parochianen voor het Susters consistorie aanhangig gemaakt en door de dekens en kamer¬heren met de verschuldigde uitslag afgesloten. De Heilige olie is jaarlijks door de Susterse dekens aan die kerk geleverd. Door die is ook de kerk zelf gevisiteerd, en de pastoors verschenen bij de kapittel- vergaderingen. En in deze zaken is de Susterse dekens nimmer door de Roermondse bisschoppen tegengesproken, maar de ge¬noemde dekens zijn altijd in het vreedzame en rustige bezit van al het voornoemde gebleven.**)
VI. Totdat tenslotte, toen onlangs het vaker vermelde eiland door de Spanjaarden was bezet en een nieuw fort onder de naam Moncada met muren was omringd, Cruysancker, de promotor van Roermond, pastoor Christophoor Bauten om de een of andere reden bij zich en de officiaal had laten roepen en die [=C.B.] een beroep had gedaan op het feit dat hij bij Luik hoorde, en wij zelfs op aan¬dringen van de genoemde promotor op de deuren van de genoemde kerk allen opgeroepen hadden, die iets wilden zeggen aangaande de voornoemde Bauten; en dezelfde Bauten is, toen hij zich eens bui¬ten de stad begaf, door de wachthoudende Spaanse soldaten met een slimme krijgslist buitengesloten en een ander, die onlangs - naar men zegt - overleden is, is door de Roermondenaren zonder enige rechtsorde binnengevoerd. Over deze zaak kan de vaker vermelde Christophoor, die ook nu nog leeft en het pastoorsambt te Marienberg uitoefent, vollediger getuigen.
Fridericus Adolphus Reuter, landdeken van Susteren spreekt en getuigt zo op verzoek van de heer Belgens, op 6 november 1647 te Sittard in zijn pastorie.
[Rijksarchief Limburg Maastricht = RAM, Archief Kasteel Walburg, port. 180, bundel 1].

*) Henricus Werpen was landdeken van ca. 1528 tot 1545 en was tevens kanunnik aan de collegiale kerk van St.Jan te Luik, alwaar zijn grafsteen zich nog steeds bevindt.
**) Franciscus Agricola was landdeken van 1599 tot 1621; met het vicariaat is vermoedelijk de bediening van het Maria-altaar bedoeld.  
 
 Door: A.M.P.P. Janssen
      H.G.M. Rutten

Literatuur en bronnen:

- Archief Kasteel Walburg, RAM
- Parochie-archief Stevensweert, RAM en Stevensweert
- Bisschoppelijk Archief Luik, Aartsdiakenaat Kempenland
- W. Sangers/A. Simonis “Er ligt een Eiland in de Maas” 1955
- H.G.M. Rutten, Amici Insulae Jaarboek 5 (1987) p.41 - 45
- A.M.P.P. Janssen, Visitationen des Landdekanates Susteren im 17.
  Jahrhundert, Heinsberg 1988