WALBURG.

Elisabeth Aberson-de Kanter

Alhoewel de lange oprijlaan nog sporen lijkt te dragen van de vele af en aan rijdende koetsjes, arresleden en paarden, zijn ruïne nog enigszins tot de verbeelding spreekt, is het nu alsof daar alles slechts een sprookje was.
Wat was Kasteel Walburg met enerzijds de brede rivier de Maas met zijn eeuwig kabbelende stroom, meevoerend heden en verleden; anderzijds bomen, oude knoestige bomen, uitgestrekte jachtterreinen en akkers, een romantisch bruggetje en aan het einde van een lang smal pad, de molen . De Hompesche molen, alsof het lijkt dat die als enige beslist wel overeind wil blijven staan, zegevierend zijn wieken laat draaien door weer en wind.
Wat is hier waar van al die verhalen, het is of je tot de laatste bladzijde leest in een spannend boek van vreugde en verdriet, glorie en eenzaamheid .........

Dan zie ik je gaan en komen: Reinier Vincent van Hompesch uit een middeleeuws riddergeslacht. Je hebt een roemrijk leven: geboren 1660, gestorven 1733, Ridder van de Koninklijke Pruisische Orde der Zwarte Arend, Veldmaarschalk-Luitenant van Zijne Keizerlijke Majesteit, Colonel van een Regiment Gardes te paard in Staatse dienst, Bevelhebber van de slag bij Douai in 1710 (waar zijn broer omkwam), Gouverneur van de Stad en Forten 's-Hertogenbosch. Misschien wilde je voor de rust in Limburg wonen ?
In 1719 werd het Kasteel Walburg gekocht van Philips Willem Frans graaf van Limburg Stirum, die er slechts kort gewoond heeft. Het kasteel werd gebouwd door Herman Frederik graaf Van den Bergh, Heer van Stevensweert en Ohé en Laak, in 1632 gehuwd met Josina Walburgia gravin Van Löwenstein, Wertheim Rochefort. Met de komst van de graaf Van Hompesch veranderde er veel. Na de verschillende wapenfeiten die hem de titel van Graaf van het Roomse Rijk bezorgden, kocht hij niet alleen Kasteel Walburg maar ook de heerlijkheden Stevensweert en Ohé en Laak. Hierbij behoorden enorme jachtgebieden tot aan de Belgische grens. Hij hield er een schitterende hofhouding op na en verrijkte het kasteel met een prachtige paardenstal voor 24 paarden in één van de 2 zijvleugels. De paardenkribben werden vervaardigd uit artistiek bewerkte natuursteen, glanzend witte tegels, het mooi bewerkte plafond rustte op lange houten pilaren.
Het kasteel bestond uit 3 rechthoekige vleugels, omringend een tuin met entree als een soort open cour. Hierbij een vertaling uit een in het Frans gestelde beschrijving over "Château de Walbourg" in 1810: "De heerlijkheden Stevensweert en Ohé en Laak, ontstaan als eiland in de Maas, tussen Roermond en Maastricht, werd door de Koning van Spanje gegeven in ruil voor andere gronden gelegen te Montfort aan Herman graaf Van den Bergh, wonend op het kasteel te Stevensweert. Achtervolgd door de tirannie van de Spanjaarden, besloot deze graaf zich terug te trekken te Maastricht en in zijn heerlijkheid Ohé en Laak een buitenverblijf te bouwen dat hij noemde Walburg en waar hij vervolgens permanent ging wonen.
De heerlijkheid ging na zijn dood over in handen van de graaf Van Limburg Stirum, die het tenslotte verkocht aan generaal Reinier Vincent graaf Van Hompesch. Deze verbouwde het buitenverblijf drastisch tot kasteel, versierd met talrijke schilderijen en portretten, herinnerend aan veldslagen, ten geschenke gedaan door Koning Willem III en de keurvorst van Brandenburg Frederik de Grote (tevens o.a. een enorm schilderij van Karel VI en in dezelfde afmeting graaf Van Hompesch met op de achtergrond de slag bij Douai in 1710).
Graaf Reinier Vincent stierf kinderloos in 1733 en liet deze mooie bezitting na aan de zoon van zijn nicht Eleonore Maurice barones Van Hompesch. Haar kleindochter trouwde de baron Jean Conrad de Riedesel d'Eisenbach, die grote vernieuwingen liet aanbrengen. Hun zoon de baron Carl Philip de Riedesel d'Eisenbach, lid van de Raad van State heeft dermate veel verbeterd dat dit kasteel heden ten dage kan doorgaan voor een der meest aangename zomerverblijven der provincie. Mooie alleeën, uitgestrekte tuinen, een klein bos aangelegd in Engelse stijl en vooral een ruim terras aan de oever van de Maas geven een verrukkelijk verblijf aldaar. Het jachtterrein is uitmuntend en de mooie landelijke omgeving dragen bij tot een gebied van hoge waarde." Tot zover dit citaat.
Mijn voorouders hadden ook een sociale taak. Sociale voorzieningen ontbraken in die dagen. Zij zorgden zo goed als het kon voor de bevolking. De winters waren lang en zeer koud; zo trok mijn overgrootmoeder erop uit in arreslee met dekens en paard om warme soep rond te brengen. De bevolking mocht hout sprokkelen voor hun kachels. De postbode, te voet uit Echt heen en terug, had zijn wandeling er graag voor over, verzekerd van twee keer daags een warme maaltijd bij het warme fornuis in de keuken van het kasteel.
De Hompesche molen, gebouwd in 1722, draaide en maalde, te zien vanuit het kasteel. Deze enorme molen was de hobby van mijn voorouders en is nog steeds een bezienswaardigheid in het Limburgse landschap.
En dan schrijft de heer Paul Haimon: "Als kind beleefde ik de afbraak van Kasteel Wal burg in mijn geboortedorp Ohé en Laak, waarvan het begin iets heeft van een roman. Als knaap op school heb ik meegetrild met de verontwaardiging van de onderwijzer, die bij zijn verwensingen aan het adres der vernielers van het kasteel zijn vrije loop liet (na verkoop door Van Seters in 1919). Walburg was een droom van schoonheid geweest voor het hele dorp, daar was het feestelijke leven, alles wat er binnen was, was sierlijk, de spiegels in gouden lijsten, de tafels van exquis gepolijst hout, de pluchen stoelbekledingen, het beschilderde stuckwerk der plafonds werd door de bezoekers afgeschilderd als onvergelijkbaar met wat men ooit had gezien. Wij dwaalden als kind er altijd heen om uit de verte een glimp op te vangen van het onbewolkt geluk dat de bewoners moesten kennen. De gravin als zij uitreed, de freules erbij in de koets met de sierlijke paarden, meestal naar hun kinderen in Kasteel Obbicht, zij werd begroet als een vorstin. Op hoogtijdagen ging de harmonie musiceren in de muziektent, waarin marmeren plavuizen lagen. Erboven de kastanje die eeuwenoud was en welke omtrek niet meer met 6 mannen kon worden omarmd. Bij de Maas was de bleek voor het kostbare linnengoed, in een oude kelder van een brouwerij werd het rivierijs bewaard, wij noemden het de ijskelder. Door gaten in de heg en langs sluipwegjes drongen wij binnen in het park, ontworpen in Versailles-stijl en wij beleefden het als was het een sprookje zonder einde. Al tijdens de 1ste Wereldoorlog werden de grote bomen gekapt en het laatst de grote kastanje. Omdat mijn grootvader als meester-schrijnwerker daar entree had en mijn vader met hem meewerkte, kregen wij, kinderen, er soms de kans ook in het witte kasteel rond te dwalen. Hoe heb ik alles geobserveerd. Steeds als ik nu een paleis betreed, is het of ik er alles al heb gezien. Het meubilair van Walburg was aangepast aan de bouw in Lodewijk XIV stijl. Er was een Blauwe Kamer, een Groene Kamer, een kapel met preekstoel toe-gankelijk langs een indrukwekkende draaitrap. Het kasteel had 12 poorten, 52 deuren, 365 ramen en de op de natuur afgestemde indeling zou eeuwig bestaan moeten blijven.” In zoverre de aardige beschrijving van Paul Haimon.
Uit gastenboeken die gelukkig bewaard zijn gebleven, weet ik dat het op kasteel Walburg een komen en gaan was van bekende persoonlijkheden. Koninklijke gasten zoals Willem V, Prins van Oranje en Anna van Brunswick-Wolfenbütel, erfprinses van Groot-Brittannië: zij waren beide getuige bij een doopplechtigheid
in 1775 in het kerkje te Stevensweert, thans museum. Tevens bekende schilders zoals Josef Israëls, bekende dichters zoals Nicolaas Beets. Ook werden er veel muziekavonden gehouden. Mijn overgrootmoeder, Carla gravin Van Hompesch-Rürich huwde in 1885 met Ulysses Dirckinck af Holmfeld, zij scheelden 28 jaar in leeftijd. In de slechts 10 jaar dat zij getrouwd waren, werden 3 meisjes geboren waaronder mijn grootmoeder .Elisabeth waarnaar ik genoemd werd. Als weduwe trouwde mijn overgrootmoeder met ds. Emile Begeman in 1901. Zij heeft er alles toe bijgedragen dat het Luthers Kerkje te Stevensweert voor de ondergang werd behoed. Het kerkje dat oorspronkelijk behoorde bij kasteel Stevensweert als kapel, werd uitgebouwd met een voorportaal, later weer verdwenen. Zij schonk glas-in-lood ramen met erin alle familiewapens behorende aan de bewoners van Kasteel Walburg: Van Hompesch, De Riedesel d'Eisenbach en De Riccé. Helaas werd dit alles in de oorlog verwoest maar onlangs heeft Har Rutten met veel moeite nog een glasscherf met wapen opgeduikeld. Zij schonk ook de kerkbanken, het doopvont, het zilveren avondmaalstel en de enorme Statenbijbel nog afkomstig uit Kasteel Walburg.
Kortom, met ds. Begeman zorgde zij dat het kerkje in volle glorie kon herrijzen. Ds. Begeman overleed in 1914, mijn overgrootmoeder in 1918. Dank zij haar giften is het kerkje intact gebleven. Er werden diensten gehouden en kinderen gedoopt. Haar oudste kleinkind, Carla, de oudste zuster van mijn moeder, werd aldaar gedoopt.
De zuster van mijn overgrootmoeder bleef als laatste op Kasteel Walburg wonen. Na haar vertrek in 1914 is de tand des tijds gaan knagen aan 2 eeuwen familiebezit.
Wat eens was, is niet meer, slechts blijft ons Kasteel Obbicht te Obbicht waar mijn grootmoeder werd geboren. Nog slechts 8 jaar geleden was ook dit een ruïne, maar werd als door een wonder met liefde her-rezen en stukje bij beetje met grote precisie ontstaat wat eens was.
En zo gaan wij langs de gesloten eeuwen en seconden met een gevoel dat het eigenlijk niet kan. Om toch een idee te geven, is er het Rijksarchief te Maastricht met bijna 40 meter archief van opgestapelde brieven, onderscheidingen en papieren, alles betrekking hebbende op alleen kasteel Walburg. Het is ongelooflijk maar waar. Dank zij de initiatieven van vooral Har Rutten komen steeds meer gegevens boven water, die van immens belang zijn. Een bezoek aan de ruïne Walburg is misschien nog onbepaalde tijd mogelijk, om het te besluiten met Stevensweert waar in het kerkje, nu museum, van alles uit het stof lijkt te herrijzen. En zij, die daar allen omheen begraven liggen, zou ik willen vragen: "Konden jullie nog maar éénmaal spreken." Ons rest slechts het spreken tot de verbeelding en die is alleszins de moeite waard, daar de kern gegevens bevat die wij niet voor mogelijk hadden gehouden.