LIMBURG TUSSEN NOORD EN ZUID (1)

L.W. HOUBEN

Van dhr. L.W. Houben uit Brussel ontvingen wij het eerste deel van een bijdrage getiteld:
LIMBURG TUSSEN NOORD EN ZUID. Het tweede deel zal worden gepubliceerd in ons
volgende jaarboek.

LIMBURG TUSSEN NOORD EN ZUID. (1)
Inleiding.
De bestudering van de regionale geschiedenis wordt veelal beschouwd als een middel om een
beter inzicht te krijgen in de nationale geschiedenis. Dit gaat zeer zeker op voor gebieden als
Noord-Brabant en Limburg, die sedert de middeleeuwen deel uitmaakten van de Zuidelijke
Nederlanden en als zodanig de meest Noordelijke uitloper hiervan vormden.
Wat onder het Limburgs gebied verstaan moet worden, kan gemakkelijk tot verwarring
aanleiding geven, gezien de rijke schakering van staatkundige en territoriale eenheden in dit
gewest. Het is immers niet altijd duidelijk of de aanduiding Limburg in Nederland dan wel in
België gelegen gebied betreft.

Het oorspronkelijk in België gelegen Limburg omvatte slechts het uit de middeleeuwen
stammende "Duché du Limbourg" ook wel het "hertogdom aan de Vesdre" genoemd, een
gebied dat zich hoofdzakelijk over een gedeelte van de huidige provincie Luik uitstrekte: de
hoofdstad van dit Waalse Hertogdom was het gelijknamige en nog steeds bestaande stadje
Limbourg, niet ver van Verviers gelegen. Slechts een klein stukje van het huidige Zuid-
Limburg, waaronder Epen, Slenaken, Vaals en Rolduc, behoorde eveneens tot het "Duché du
Limbourg", dat werd opgeheven tijdens de Franse Revolutie.*
Het tegenwoordige Belgisch Limburg met Hasselt als hoofdstad, komt in grote lijnen overeen
 met het vroegere graafschap Loon en zal, evenals het hertogdom Limburg aan de Vesdre,
 nader besproken worden bij de behandeling van het "Verenigd Koninkrijk der Nederlanden".

 Een blik op oude landkaarten van het Limburgs gebied, en dit praktisch vanaf de
 middeleeuwen, geeft een duidelijk beeld van de bonte mengeling van heerlijkheden,
 graafschappen, hertogdommen en waarbij in grote lijnen het Zuid/Z/Westelijk deel van
 Limburg beheerst werd door Brabant en het Prins-bisdom Luik terwijl het Noord/N/Oostelijk
 deel afhankelijk was van Gelder en Gulik. Aan deze pluriforme culturele identiteit heeft dit
 gewest zijn rijke historische verleden te danken. Het verklaart tevens het voor Noord-
 Nederlandse begrippen uitheems aandoend karakter, zoals b.v. in de bouwstijl van talloze
 Romaanse kerken en Maaslandse-Renaissance kastelen jn mergelsteen opgetrokken.

 De Moerdijk als scheidslijn tussen Latijnse en Angelsaksische cultuur en vervolgens bovendien
 tussen katholiek en protestant vindt wellicht zijn oorsprong in de Romeinse tijd, maar is vooral
 het gevolg van de historische evolutie in latere eeuwen. Dat de geschiedschrijving over
 Limburg een al te "Hollands" stempel draagt, is een vaak geuite kritiek in de regio. De
 bedoeling van deze beknopte studie is in eerste instantie een meer gefundeerd oordeel omtrent
 de gegrondheid van deze kritiek te kunnen vormen. Deze bijdrage heeft niet de pretentie een
 uitvoerige studie te wijden aan de Limburgse geschiedenis , maar beoogt slechts een aspect
 hiervan te belichten door de episodes te benadrukken, waar de Vaderlandse geschiedenis van
 die van de Zuidelijke Nederlanden afwijkt.


 *. De abdij van Rolduc (samentrekking van Rode le Duc) wordt in het begin van de 12de
  eeuw het religieus, intellectueel en administratief centrum van het hertogdom.

Romeinse tijd.

Uit een geografische kaart uit deze periode kan een beeld verkregen worden over de gebieden
die zich uitstrekten over de huidige Beneluxlanden en een gedeelte van Noord-Frankrijk en
wel:

Belgica Prima - globaal Westelijk van de Rijn tot voorbij Luxemburg.
Belgica Secunda - globaal Noord-Gallië - Oost en West-Vlaanderen tot Zeeland.
Germania Secunda - globaal Luik - Limburg en Brabant.

Deze kaart is gebaseerd op een beschrijving van Julius Cesar in zijn "De Bello Gallico", waann
verwezen wordt naar de Germaanse stam der Belgae. Hieruit zou kunnen worden afgeleid dat
voormelde gebieden omvatten: een klein gedeelte van Noord-West Frankrijk, geheel België
alsmede het huidige Limburg en Noord-Brabant.


De Nederlanden tijdens de Romeinse periode (late Keizer- tijd)

In het Limburgse gebied heeft de Romeinse cultuur duidelijk sporen achtergelaten.
Bodemvondsten wijzen op het bestaan van Romeinse nederzettingen in de vorm van
boerenhoeven ofwel landgoederen. Op ambachtelijk vlak werden bij opgravingen
pottenbakkersovens gevonden, die op de aanwezigheid Van steen- en pannenbakkerijen uit
deze periode zouden kunnen wijzen. Stenen met afbeeldingen van Jupiter, Minerva en Juno
alsmede van Hercules en Apollo werden opgegraven respectievelijk in Kessel en bij de O.L.
Vrouwekerk in Maastricht.
Van meer recente datum zijn vondsten die gedaan werden tengevolge van
baggerwerkzaamheden, zoals fragmenten van een Romeinse tempel in Roermond. In deze
laatste categorie kan eveneens de vondst vermeld worden van de Kantharos, een zeer fraaie
drinkbeker daterend pl.m. 200 jaar voor Christus en in 1942 in de Maas gevonden bij
Stevensweert.
Limburg onderscheidt zich in dit opzicht duidelijk van het Nederlands gebied boven de
rivieren, waar sporen van een Romeinse aanwezigheid veel zeldzamer zijn.


Frankische Periode.
Reeds in de 8ste eeuw wordt de missionering van het Merovingische Rijk energiek ter hand,
genomen. Missionaris-bisschoppen uit deze periode zijn o.m. Lambertus die in 706 in Luik
vermoord werd en zijn opvolger Hubertus als laatste van de te Maastricht gevestigde
bisschoppen.
Maar ook in Midden-Limburg worden missioneringsactiviteiten ondernomen o.m. door
Odgerus, Plechelmus en Wiro. Uit deze tijd stammen kerken en kloosters zoals in St.
Odiliënberg (op de plaats waar enkele eeuwen later een aan deze missionarissen gewijde
Romaanse kerk verrijst) alsook in Susteren, Aldeneik, Munsterbilsen en een abdij
in Sint Truiden.
Het Limburgs gebied behoorde vrijwel geheel tot het bisdom Luik (aanvankelijk Tongeren
Maastricht geheten). De Luikse invloed heeft zeker bijgedragen tot de bloei van de Romaanse
kunst in liet algemeen en de bouw van talloze Romaanse kerken en kloosters in het bijzonder.

Ofschoon vooral het begin van de Frankische periode door enkele geschiedschrijvers als weinig
boeiend wordt aangemerkt, schrijft de historicus Godefroid Kurth:
"Eeuwenlang heeft het Frankische Rijk liet middelpunt van de moderne samenleving gevormd
en dankt hieraan de meest gedenkwaardige bladzijden van zijn historie. De hoogst markante en
fascinerende persoonlijkheid van Karel de Grote heeft hiertoe een belangrijke bijdrage
geleverd."
Het is inderdaad onder zijn bewind, dat een aanvang gemaakt wordt met een politieke
bundeling van het wereldlijk en geestelijk gezag, een systeem dat leidde tot een aanzienlijke
uitbouw van het Frankische Rijk, maar dat ook het voorspel werd van de kruistochten twee
eeuwen later.
Gedurende 36 jaar hebben Carolingische troepen zegevierend door Europa getrokken,
waardoor hun Rijk na het jaar 800 o.m. Frankrijk, Duitsland, een groot stuk van de
Balkanlanden, 2/3 van Italië en een stuk van Spanje omvatte. De grenzen van het Christendom
strekten zich dan ook uit van de Elbe tot aan de Ebro.
Maar Karel is niet alleen een kundig bestuurder, maar als Frankisch vorst in hart en nieren,
heeft hij een grote voorliefde voor de Frankische taal en letteren. Op zijn instigatie worden een
Frankische grammatica samengesteld en oude heldendichten gebundeld; in Aken wordt de
beroemde Palatijnse academie gesticht.
Buiten zijn residentie Aken, vertoefde Karel nergens vaker dan in zijn geliefde Maasvallei,
zoals in Luik, Herstal en op zijn buitenverblijf in Celle bij Dinant.

Is het verwonderlijk dat deze legendarische figuur nog steeds tot de verbeelding spreekt; niet
alleen door de aanwezigheid van vele standbeelden zoals in Aken, Maastricht, Luik en
Nijmegen, maar eveneens door de in Aken nog bestaande Karel cultus (een officiële feestdag,
die in het diocees Aken in de lycea en colleges op 28 januari wordt gevierd).


De Middeleeuwen.
De periode van de Middeleeuwen staat in het teken van het kruis. In naam van dit teken
worden eerbiedwaardige kerken en kloosters gebouwd; maar tezelfder tijd worden door de
kruisvaarders bloedige veldslagen geleverd om Jerusalem van de Mohamedanen te bevrijden.
Onder de aanvoerders van de eerste kruistocht, die in 1096 plaats vond, waren o.m. graven van
Vlaanderen, Henegouwen, Namen, Brabant en Loon. De expeditie stond onder leiding van de
hertog Godfried van Bouillon, die kort na de verovering van Jerusalem in 1100, plotseling aan
een mysterieuse ziekte overleed. Hij werd aan de voet van de Calvarieberg in de kerk van het
Heilig Graf begraven met de titel "Koning van Jerusalem". Ook bij de zeven hierop volgende
kruistochten was het Belgisch territorium ruim vertegenwoordigd.
Wat de Limburgse regio betreft zijn vooral de kruistocht-predikingen van Bernard de
Clairvaux in Maastricht bekend en ook zijn inspanning voor de verbreiding van de orde der
Cisterciënzen. Uitvloeisel van de Kruistochten is o.m. de vestiging van geestelijke ridderorden,
zoals de Tempeliers en Johannieters en in dit verband mag het monumentale kasteel "de Alde
Biezen" in Bilzen (B. Limburg) niet onvermeld blijven.

Een van de meest markante wapenfeiten uit de Limburgse geschiedenis in deze periode is de
slag bij Woeringen. De zeggingschap over de belangrijke verkeersweg van Keulen via
Maastricht en Tongeren naar Luik is oorzaak van een ernstige vete tussen Reinald I van Gelre
en Jan I van Brabant. Op 5 juni 1288 moest voornoemde Reinald met als bondgenoot een
troepenmacht van de Bisschop van Keulen, na een verbeten strijd het onderspit delven tegen
het leger van Jan van Brabant. Als gevolg van deze overwinning kwam Brabant in het bezit van
het toenmalige hertogdom Limburg aan de Vesdre en verwierf een jaar nadien het land van 's-
Hertogenrade. De slag bij Woeringen betekent eveneens een voorlopig einde van de wansie
van Gelder in het Limburgse gebied. De kathedraal van St. Goedele te Brussel bevat in een
zijbeuk een fraaie hardstenen gedenkplaat van Jan van Brabant met het volgende opschrift:
"Ter nagedachtenis van Hertog Jan I van Brabant (1207-1294), overwinnaar van de slag van
Woeringen, begunstiger van zijn geboortestad Brussel en van het kapittel van St. Goedele."
Van hem zei de kroniekschrijver L. van Veltem dat hij Brussel "eerde ende minde boven alle
steden dit hi kinde."
Het krijgsrumoer bereikt 14 jaar nadien tijdens de "Gulden Sporenslag" in 1302 een nieuw
hoogtepunt. De nederlaag toegebracht aan de Franse troepen van Philippe IV (le Bel) is in
eerste instantie van betekenis voor het westelijk deel van de Zuidelijke Nederlanden. Voor het
Prinsbisdom Luik en Maastricht betekent de overwinning van de Vlaamse lakensteden op de
troepen van de Franse koning voorlopig een grotere zelfstandigheid ten opzichte van de Franse
overheersing en een schuchtere inleiding tot een meer democratisch bewind. Over het feit door
wie deze overwinning bevochten werd, lopen de meningen van de geschiedschrijvers uiteen.
Het voorstellen van deze slag als een strijd tussen Franse adel en Vlaams proletariaat, zoals
ook in schoolboeken wordt gedoceerd, is volgens diverse kroniekschrijvers, waaronder
Gillivies weinig genuanceerd zoniet onjuist.-De ondersteuning van de lakensteden door Waalse
notabelen uit Henegouwen, en vooral uit de streek van Doornik, lijkt deze stelling te
bevestigen.

Bourgondische Nederlanden.
Na de verovering van Roermond, Venlo en overige delen van Gelre door Karel de Stoute
omstreeks 1473 doet zich in de landen van het Overkwartier de Bourgondische invloed
gevoelen. Overigens manifesteerde zich deze invloed reeds in het Limburgse hertogdom aan de
Vesdre en in Maastricht toen de Hertog van Brabant Antonie en de Prins Bisschop van Luik de
souvereiniteit van deze stad mochten delen.
Ofschoon het Limburgs gebied een conglomeraat vormt van een groot aantal kleinere staatjes,
toebehorend aan een aantal gezaghebbers binnen ofwel buiten dit gebied, ontstaat er vanaf deze
periode een meer duidelijke samenhang met het overige deel van de Zuidelijke Nederlanden.
Dank zij de Bourgondisch/Habsburgse hegemonie heeft deze continuiteit tot aan de Franse
Revolutie voort bestaan en verklaart tevens waarom de Reformatie in deze gebieden weinig
aanhang vond.
De confrontatie tussen Gelre met Frankrijk als bondgenoot tegen de toenemende
Bourgondische overheersing groeit meer en meer uit tot een persoonlijke rivaliteit tussen
Lodewijk XI en Karel de Stoute, zoals in het volgende voorval tot uiting komt. Halfweg tussen
Luik en namen ligt het imposante kasteel "Fallais" dat aan Karel de Stoute toebehoorde en
heden ten dage nog steeds een toeristische trekpleister vormt. Tijdens onderhandelingen tussen
Karel en de Franse vorst die in Péronne in 1468 plaats vonden, bleek geen overeenstemming te
kunnen worden bereikt. Op voorstel van de Bourgondische hertog werd de bespreking kort
nadien verder op het kasteel Fallais voortgezet. Aan de maaltijd die bij deze gelegenheid
geserveerd werd, was één tafel gedekt voor Lodewijk en zijn gevolg, één voor de Prins
Bisschop van Luik in gezelschap van hoogwaardigheidsbiékleders uit het bisdom en één voor
Karel met zijn hofhouding. Tijdens het verloop van de maaltijd meende Karel aanwijzingen
ontdekt te hebben die hem voor een samenzwering tegen zijn persoon deden vrezen. Hij
ontstak in grote woede, liet Lodewijk gevangen nemen en dwong deze aanwezig te zijn bij een
strafexpeditie tegen de stad Luik om getuige te zijn van zijn wraak. Het werd een
weerzinwekkend schouwspel van moordpartijen, verkrachting, plundering en verwoesting.
In 1576 kwam Karel de Stoute bij de slag van Nancy om het leven en maakt de Bourgondische
heerschappij geleidelijk plaats voor de Habsburgse hegemonie.


Habsburgse Nederlanden.
In de Noord-Nederlandse literatuur over Karel V treden de beperktheden van zijn
persoonlijkheid dikwijls sterk op de voorgrond. Zo wordt hij beschreven als verre van
vroegrijp en zeker niet hoogbegaafd alsmede getuigend van een gebrek aan culturele
belangstelling. Ook zijn voorkomen zou volgens de biografie in kwestie deze negatieve
omschrijving bevestigen, blijkens onderstaand citaat:

"Zijn lege blik en uitpuilende ogen deden veel denken aan zijn zwakzinnige moeder, temeer
daar hij als kind aan toevallen leed; ook had hij heftige jichtaanvallen te doorstaan en
verergerde deze door onmatig eten."
Dat zijn regering in de Nederlanden op verzet stuitte, kan niet ontkend worden. Tegen
voorkomende hongeroproeren, niet alleen in 's-Hertogenbosch, Utrecht en Kampen, maar ook
in Brussel en Gent, werden zware strafexpedities ondernomen. De belangrijkste haard van
verzet kwam voort uit Karels' weinig tolerante houding ten opzichte van de reformatie. Toen
hij uiteindelijk, wellicht geïnspireerd door de ideeën van Erasmus e'n ook op advies van zijn
zuster Maria van Hongarije, landvoogdes in de Nederlanden, pogingen deed om met de
Lutheranen tot een vergelijk te komen en aldus een schisma te vermijden, bleek het te laat.

Het door Luther in Wittenberg uitgevaardigde plakkaat tegen uitwassen in de katholieke
geloofsleer leidde er toe dat een groeiend aantal gelovigen de R.K. Kerk definitief de rug
toekeerde. Maar in de Zuidelijke Nederlanden kregen vormen van contra-reformatie gestalte
o.m. in de persoon van Kardinaal Erard de La Marcq, die contacten bevorderde met bekende
theologen zoals de hellenist Girolamo Aleandro, die, in zijn kwaliteit van pauselijk nuntius, de
bul "Exsurge Domfine" naar Worms overbracht en die een veroordeling inhield van Luther en
zijn volgelingen. Het was ook Erard de La Marcel die kunstenaars, waaronder de Antwerpse
schilder Frans Floris en de Venlose numismaat Goltzius naar Luik liet komen teneinde aldaar
hun artistieke talenten verder te kunnen ontplooien. Hij onderhield een geregelde
correspondentie met Erasmus en het is wellicht onder diens invloed dat hij de geest van de
Renaissance propageerde in zijn geliefde stad Luik.
In een zelfde samenhang dient de spirituele réveille gezien te worden, die zich in de Zuidelijke
Nederlanden manifesteerde; uit deze periode stamt het bevorderen van de kennis van het Latijn
door de Jezuïten en werden nieuwe colleges gesticht in Luik, Maastricht en Roermond.
Karels' heerschappij wordt eveneens gekenmerkt door koloniale expansie, zoals in Mexico,
Guatamala, Peru en Venezuela, hetgeen tegelijkertijd de vestiging van het Christendom in deze
landen inhield.

In 1543 bij de vrede van Venlo worden de Nederlanden, met uitzondering van een aantal
Guliks gebleven ambten, onder gezag van de Habsburgse monarchie gebracht. Eveneens waren
hiervan uitgesloten het vorstendom Thorn, het graafschap Horn en een aantal vrije
rijksheerlijkheden. Deze overeenkomst werd bekrachtigd in het Bourgondisch verdrag van
Augsburg, waarbij grosso-modo de Nederlandse gewesten zowel boven als beneden de
Moerdijk in de z.g. Bourgondische Kreits worden samengebracht. De poging van Karel V de
Noordelijke en Zuidelijke gewesten aan één te smeden, hield 42 jaar stand, n.l. tot 1585. Een
tweede experiment tijdens het "Verenigd Koninkrijk der Nederlanden" leed reeds na 15 jaar in
1830 schipbreuk. Het "Groot-Nederlands" taalgebied wordt gescheiden door een culturele
barrière die voor éénwording op lange termijn een struikelblok blijkt te vormen.


De Spaanse Nederlanden.
De 80-jarige oorlog, die wordt ingeluid met de invasie van Willem van Oranje in de Zuidelijke
Nederlanden in 1568, is niet alleen maar een voortzetting van de omstreeks 1517 ingezette
godsdiensttwisten, maar blijkt eveneens de onverzoenlijkheid van de wederzijdse standpunten
te bevestigen. -
 In Maastricht waren reeds vanaf 1531 de eerste doodvonnissen tegen de wederdopers geveld.
 In 1599 werd, onder Paus Paulus VI, een aantal nieuwe diocesen gesticht, teneinde de
 verbreiding van het Calvinisme efficiënter te kunnen bestrijden en waaronder het diocees
 Namen, Roermond en 's-Hertogenbosch.
 Toen de troepen van de Prins van Oranje in augustus 1568 voor de stadspoorten van
 Maastricht lagen, koos deze stad Alva's zijde; wellicht werd deze houding begunstigd door de
 plunderingen door het leger van de Prins, die in de abdij van Rolduc en het klooster van
'Hoogcruts hadden plaats gevonden.
 Inmiddels was een volksverhuizing van Vlaamse en Brabantse Calvinisten op gang gekomen,
 die naar het Noorden emigreerden en waar vooral steden als Amsterdam, Leiden en Gouda als
 toevluchtsoord dienst deden.

Uit deze periode dateert o.m. de verhuizing van de taalgeleerden Lipsius en Scaliger alsook
van de botanici Dodonaeus en Clusius en de Bruggenaar Simon Stevin, die leermeester was
van Prins Maurits, aldus prof. dr. J.R. Quintijn in zijn boek "Vlaenderens Roem".

In 1684 heeft de herroeping van het "Edict van Nantes" plaats, waarbij voor de Franse
Calvinisten een einde kwam aan de vrije uitoefening van hun godsdienst. Dit heeft de uittocht
van de hugenoten uit Frankrijk tengevolge, die zich voor een groot deel in Duitsland en in
Noord-Nederland vestigen.
Deze diverse ontwikkelingen hebben ongetwijfeld het reeds bestaande onderscheid in cultuur
tussen Noord en Zuid geaccentueerd.
Tegen deze achtergrond dient de houding van de Limburgse regio beoordeeld te worden
tijdens de gedurig wisselende krijgskansen, afkeer van het krijgsgeweld ten opzichte van de
Spaanse bezetter en van verzet tegen de vervolging van priesters en plundering van kerken en
kloosters door de troepen van Oranje.

Met de moordaanslag op Willem van Oranje in 1584 leek voorlopig een einde te komen aan de
bezielende leiding van het verzet en veroverde Parma, na in 1579 Maastricht te hebben
ingenomen, de laatste verzetshaarden in het Staatse Overkwartier.
De nieuwe staatkundige indeling die hier uit voortvloeide werd bekrachtigd door het z.g.
"twaalf-jarig bestand" (1609-1621), waarbij de Limburgse regio als deelgebied van de
Zuidelijke Nederlanden onder Brussels bestuur kwam te staan; dit bestuur werd uitgeoefend
door Isabella, dochter van Philips II en haar echtgenoot Albert.

Aan een periode van betrekkelijke rust komt in 1632 een bruusk einde door de veldtocht van
prins Frederik Hendrik langs de Maas en waarbij grote delen van het door Parma veroverde
gebied, waaronder Arcen, Venlo en Roermond in handen van de Oranjes vielen.
Graaf Hendrik van den Bergh heeft aan het succesvol verloop van deze veldslag een
belangrijke bijdrage geleverd. Deze laatste was een zoon van Willem van den Bergh, die
gehuwd was met Maria van Nassau, een zuster van Willem van Oranje.
Hendrik van den Bergh was een politiek omstreden figuur, die wegens zijn grote verdiensten
voor de zaak van Spanje in 1628 het opperbevel ontving over de Spaanse legers in de
Nederlanden.
De goede betrekkingen met het Spaanse hof hielden echter geen stand; de graaf bleek onder de
Spaanse bevelhebbers geduchte tegenstanders te hebben, zoals de graaf van Aytona die
Hendrik beschuldigde van geheime verstandhouding met de vijand. Dit werd voor hem
aanleiding om, aanvankelijk in het geheim en vervolgens openlijk, partij te kiezen tegen de
Spanjaarden.
Alszodanig had hij zijn medewerking verleend aan de succesvolle veldtocht van Frederik
Hendrik langs de Maas, waarbij in korte tijd Stralen, Venlo, Roermond, Maastricht in Staatse
handen vielen.
Een poging van het Staatse leger in 1635 om vanuit het nieuw veroverde gebied naar Brabant
door te stoten en in Brussel de regering een vredesakkoord af te dwingen mislukte; practisch
 alle Staatse veroveringen uit 1632, met uitzondering van Maastricht, moesten weer aan de
 Spanjaarden worden prijs gegeven.

Hendrik van den Bergh, die in 1638 stierf, heeft na het grootste gedeelte van zijn militaire
 carrière in Spaanse dienst te hebben doorgebracht, de laatste jaren van zijn leven voor de
 Staatse zijde gekozen.

Ook zijn zoon Herman Frederik geb. 1600, overl. 1669, kwam in 1629 in dienst van de
Spaanse koning en ging vervolgens in 1643 over in Staatse krijgsdienst.
Aan deze handelwijze, welke in die tijd beslist geen uitzondering is, lagen dan ook eerder
politieke dan ideële motieven ten grondslag. Zowel Hendrik van den Bergh als zijn zoon
Herman Frederik zijn katholiek gestorven.
Als algemene regel kan gesteld worden dat de adel in de Zuidelijke Nederlanden de zijde koos
van de Spaanse koning en veelal bij de vorst in hoog aanzien stond, getuige talrijke Limburgse
kastelen.

Het partage-tractaat van 1661, waarbij de gebieden van Overmaas verdeeld werden in een
Spaans- en een Staats deel, hield in dat de aanvankelijke Spaanse souvereiniteit over dit gebied
vervangen werd, deels door de Staten Generaal der Verenigde Nederlanden en wel over het
gebied door 's-Gravenhage bestuurd als Generaliteitslanden en het overige deel door de Prins
Bisschop van Luik.
Het huwelijk van Lodewijk XIV, die inmiddels gehuwd was met een dochter van de Spaanse
koning Filips IV, bleef niet zonder politieke consequenties voor het Limburgs gebied.
Een deel van de Zuidelijke Nederlanden, die aan de schoonvader van Lodewijk toebehoorden
en waaronder de landen van Overmaas en het Overkwartier, werden door de Franse troepen
bezet.
In 1673 viel, na een lange belegering, de stad Maastricht in handen van de Fransen; deze waren
er in geslaagd in de verdediging bij de Tongerse Poort een bres te slaan, die aan d'Artagnan,
brigade-generaal in het Franse leger het leven kostte.
Al spoedig werd door de Fransen een einde gemaakt aan de gedwongen protestantisering, voor
de bevolking een compensatie voor de toegebrachte oorlogsschade.
Maar aanspraken van Lodewijk XIV op delen van de Zuidelijke Nederlanden werden
aanleiding voor een nieuwe confrontatie, waarbij de Republiek, Spanje, Engeland en de Duitse
Keizer een coalitie vormden tegen Frankrijk en die bekend is als de Negenjarige Oorlog (1688-
 1697).
Van deze krijgsverrichtingen heeft vooral het Land van Loon (het huidige Belgisch Limburg)
ernstig te lijden gehad.

In 1702 ontbrandde de Spaanse Successie-oorlog. Engeland, de Republiek, Oostenrijk en
 Pruisen verzetten zich tegen de aanspraak van de kleinzoon van Lodewijk XIV op de Spaanse
 troon, een conflict dat eveneens op de bodem van de Zuidelijke Nederlanden werd
 uitgevochten.