1994

EEN KORT VERHAAL UIT ONZE STREEK

J.A.GOLLS

Van ons lid dhr. Jan Golls uit Canada ontvingen we een bijdrage, geschreven door zijn vader
Johannes Antonius Golls. Vader Golls, geboortig van Dsseldorf, huwde in Stevensweert met
Maria Laumen, dochter van de smid Jan Laumen op het Eiland. Zijn zoon Jan zat in
Stevensweert op de lagere school en kwam zo ook terecht bij meester Bijlmakers.

In 1958
emigreerde het gezin Golls naar Canada waar vader Golls in 1980 door een verkeersongeluk
om het leven kwam.Uit bewondering en respekt voor meester Bijlmakers schreef Jan Golls senior onderstaand
verhaal. Het zal de lezer duidelijk zijn, dat met "Walbrugge" Stevensweert is bedoeld en dat de
figuur van "meester Lauwers" niemand anders is dan meester Bijlmakers.

EEN KORT VERHAAL UIT ONZE STREEK.

Inleiding.

Wie kent niet die mooie natuurbeschrijving in het Limburgs volkslied? Wie kent niet die frisse
aansprekende melodie? Wij, zelf al met zilverdraden tussen het goud, vergeten ze nooit, zij
zitten ons in het bloed, dank zij het werk van onze oude Meester Lauwers. Hij legde in ons
kinderhart die liefde voor alles wat er leeft, groeit en bloeit in onze prachtige natuur, hij riep de
interesse wakker voor ons aan historie zo rijke vestingstadje Walbrugge.
Zeker, een Paganini was onze meester niet, doch hoe enthousiast zongen wij kinderen bij het
spel zijner viool, werkelijk hij was een groot paedagoog, een stille culturele werker.
Voor het laatst zag ik hem in de zomer van het jaar 1953, zittend aan de oever der Maas, dit
was

                     ZIJN LAATSTE ZOMER.

Stil, doodstil in de nacht, zo ligt daar Walbrugge, dorp aan de Maas. Dorp? Ja, geen drie
eeuwen geleden bezat dit dorp stadsrechten, een Prins, Graven en Baronnen, Edelen en
Burgers, Landsknechten met Marketentsters en een Slot met Gouvernement. Een echt
vestingstadje, met Gracht en hoog opgeworpen Wal, Poorten met Ophaalbruggen en
Uitkijktorens
                              ------------------------------
Drie doffe slagen van de kerktorenklok begeleiden de voetstappen van twee mannen, op weg
naar de Maas.
"Even neerzetten, Willem!"
"Goed, Martin, had al dezelfde gedachte!"
Gerinkel van neerzettende emmers weerklinkt over het nachtelijk kerkplein.
"Ha, heerlijk deze frisse nachtlucht Willem, wij moeten er maar goed van profiteren!"
Even maar lukt het de maan haar zilverlicht over het kerkplein te strooien, om direct weer
achter een voorbijtrekkende wolkenbank te verdwijnen.
"Martin! Martin! Kijk ons mooie kerkje, met zijn ranke toren, hoe prachtig het zich aftekent
tegen het nachtelijk duister, 'n silhouet van kunstenaarshand zie je in die hoek die
schimmen aan de oude kerkhofsmuur?        Bokkenrijders! En daar voor en achter ons lopen
schildwachten bij het protestants kerkje en het gouvernement. Het is krijgsvolk, Martin! Ze
trekken de brug op, sluiten de poort, wij zijn ingesloten! Wie zijn, het? De Spanjaarden, de
Fransen, de Pruisen of Engelsen     0, ik hoor het al, de Staatsen zijn het, uit Holland!"

"Stop! Stop! Willem, heb je weer een van je romantische buien, kom laat ons gaan."
En verder gaat het over dat ongelijke uit maalkeien gevormde plaveisel heen.
"Zeg Martin, dit zou ik nog willen zeggen. Hij, die nu in deze tijd nog iets van 't romantische
verleden wil voelen, moet in het holst van de nacht komen, als zijn voetstappen tegen de gevels
der oude huizen weerkaatsen en de uil zo klaaglijk roept, dan ja dan   "

"Halt, Rijksambtenaar Douane!", klinkt het hun in het felle licht ener zaklantaarn hard
tegemoet.
"Goed zo jongens! Zo moet ik het hebben."
"Jongens? Jongens?", protesteren twee in grijsgroen veldtenue gestoken grenskommiezen,
"met wie hebben wij de eer?", vraagt de grootste.
"Jaaa natuurlijk, Van Eijken, Martin van Eijken, oud ontvanger invoerrechten en accijnzen en
hier mijn oude vriend Willem Lauwers, gepensioneerd hoofd der school alhier."
"Wat een zeldzame kennismaking heren, nu begrijpen wij ook het veelzeggende Jongens! Maar
neemt U 't ons niet kwalijk, we zien het al, de heren gaan vissen."
"Juist gezien. Als jullie nou eens even willen helpen? Hier over de dijk, daar onder aan die
wilgenstruik, willen wij proberen een visje te verschalken.",
"Gaarne!"
Met zijn vieren, bij gedempt licht gingen zij de dijk af, tot aan het water der Maas.
"Meneer Van Eijken", zegt nu de kleinere commies, "ik ben ook een enthousiast hengelaar,
maar dat begrijp ik nou niet, voert U de vis nu? Wij doen het altijd de avond te voren!"
"Jonge vriend, dat dacht ik wel, wij moeten toch met de tijd mee, nietwaar! Bekijk die bollen in
de emmers eens goed. Grote, middelmatige, kleine, hoor eens," plons - plons - plons......
Van Eijken gooit met een grote armzwaai de bollen in 't water.
"Hoor je die verschillende klanken?"
"Inderdaad," laat de commies er op volgen, "maar........?"
"Nou dan, iedere toon heeft zijn eigen frequentie, trillingen zijn dat. Deze planten zich in het
water voort, komen zo bij de vis. Nieuwsgierig als ze zijn, zwemmen ze er op af .... en hier
staan wij met de hengel, ha ha haaa! Maar deze theorie is ook niet van mij, heb 't ook maar
gelezen."
"Om van te trillen, meneer Van Eijken! Zou ik ook de samenstelling van dit voer mogen
weten?"
"Zeker vriend, waarom nog geheimen onder ons hengelaars, luister, gekookte aardappels en
tarwe, verse paardenmest, gestold kalfsbloed, dan tien druppels op een emmer, Aqua-Aqua.
Nou ben ik toch die naam vergeten, enfin, iets van 'n Luikse apotheek."
"Meneer Van Eijken", lachen de beide commiezen nu hartelijk, "U bent werkelijk een modem
hengelaar."
"Lachen! De tranen komen mij in de ogen, als ik aan onze kinderjaren denk, 'n omgebogen
naald met 'n regenworm en beet, keer op keer."
"Zo zal 't geweest zijn, meneer Van Eijken, voor vandaag wensen wij U veel succes, wij
moeten verder."
"Eveneens heren en tot ziens!"
                                          -------------------------------------------------------

Daar zit nu Van Eijken, iets verder Meester Lauwers, turen, alsmaar turen op die
gefosforiseerde dobber, een deken over de schouders, de pijp aan de mond.
Zomaar? Zonder aan iets te denken? Neen, waar kun je heerlijker dromen dan aan het water ....

Ook Van Eijken droomt nu, hij de optimist, van volle emmers vis, van schouderklopjes in het
dorp, van 'n stevige borrel.
Anders, heel anders Meester Lauwers, hij ziet in 't kolkende soms zo diep gorgelende water de
weerspiegeling van zijn leven
Zacht, bijna weemoedig klinkt de. morgenklok uit het dorp , vindt bijval van over de Maas
uit 't Belgische land. Het lijkt een canon ter ere Gods bij 't ontwaken der natuur, maar Meester
Lauwers' ogen vallen dicht
Droomland - Wonderland.
Vrolijk lachende kinderen, Elfen in de morgendauw, tien, twintig, honderd, honderden ...., zij
roepen, dansen en springen, zij zingen In 't groene dal in 't stille dal, waar kleine bloempjes
groeien
Een donkere schaduw glijdt over het water heen, een dreigende onweerswolk, boven het
prachtige panorama van het oude vestingstadje Walbrugge   mannen met pikhouwelen slaan
er op in   de gracht wordt gedempt, de wal met torens en poorten geslecht
Meester Lauwers zucht diep.
Voor zijn geestesoog rijst, uit het water opkomend, een beemd van het sappigste gras, 'n groen
tapijt zo ver het oog reikt, getooid met boterbloemen, madeliefjes en margrieten. Tevreden
gonzen de bijen van bloem tot bloem. Statige bomen weerspiegelen zich in vijvers, door. de
natuur zelf gevormd. Met kikvorsen en schone witte waterlelies, zeldzame op een been staande
reigers, vrolijk zingende vogels en vele vele vlinders.
Op en neer vliegen de oeverzwáluwen, over het rustig stromende water der Maas   Rustig
ook baggert een molen de vaargleuf breder en dieper. Een tweede baggermolen komt er aan.
Er komen meer, steeds meer
Een Armada stoomt op, ratelend, knarsend, bij nacht verlicht als grote kerstbomen, technische
Coloradokevers. Zij vreten de Maasoevers weg, graven zich onnatuurlijk diep het land in .... de
heerlijke uiterwaard is weg .... het blijft een groot diep gat vol water .... Walbrugge, het oude
Walbrugge, dreigt er in weg te zinken
In de slaap richt Meester Lauwers zijn hoofd op, zo, als wil hij iets trotseren.
"Kalm Meester Lauwers!", een diepe holle op 'n echo gelijkende basstem herhaalt
"Kalm, Meester Lauwers!"
"Wie bent U, wat wilt U van mij?"
"Niets, Meester Lauwers, men noemt mij Techniek, doodgewoon Techniek, ik beheers de
situatie, aan mij behoort de toekomst, ik zal de grond verder moeten doorwoelen om te vinden,
wat ik nodig heb. Bruin- en steenkool, mergel, klei, zilverzand en hier het maasgrint. Ik zal
mijn stempel drukken op heel de natuur. Uw tijd Meester Lauwers, die U noemt de goede
oude tijd, is voor goed voorbij, weest U verstandig mijn "Baggermolens" zijn ook molens
   weest U geen Don Quichotte!"
Diep hangt Meester Lauwers' hoofd voorover
Molens, molens     in de stralende zonneschijn ligt de Molenweg, met zijn kronkelende
karrensporen, omzoomd door goudgele korenvelden, de zware halmen wiegen in de'wind.
Wie is die eenzame wandelaar, die hier een blauwe korenbloem plukkend en daar een rode
papaver, een prachtig bouquet vormt en dit neerlegt bij het oude schilderachtige Sint-Anna-
kapelletje, terwijl de zeldzaam geworden leeuwerik zijn lied hoog de lucht instuurt, de zon
tegemoet. Waarom kijkt hij zo aandachtig naar die ronddraaiende wieken van de windmolen,
die hoog oprijst tegen de schapenwolkjes aan de blauwe hemel.
Wat bezielt hem, als hij daar staat aan de rand van de oude Maasbeek, vol modder en blubber
en die zo kwalijk riekt? Waar vandaan dit alles? Waar is die kwieke Maasbeek van vroeger met
haar kristalhelder water en witte kiezel op de grond, die kronkelige iets onderspoelde boordjes
met haar weelderig groeiende waterplanten, een "Eldorado" voor alle vissen en hengelaars ?

Waar is dat gezonde ongevaarlijke water, waar de kinderen in plonsten, al spelend het
zwemmen leerden?
Weg! Uw tijd Meester Lauwers is voor goed voorbij!
Voorbij kruipt een zwart-bruine massa.....alle leven dodend ....
"Nee! Nee! Halt, dat niet!"
Meester Lauwers is opeens wakker, springt op en roept weer: "Nee, nee, dat kan niet!"
Van Eijken, hevig geschrokken, springt op. "Willem! Mijn God, wat is er, hoe zie je er uit, ben
je niet goed?"
 "0, toch wel, o, ben jij het, Martin, ik moet wel verschrikkelijk gedroomd hebben
"Ja Willem, daar lijkt het op, kom laat ons naar huis gaan, jij moet rusten."

Op een mooie, heldere herfstdag, droegen wij Meester                                                                                                                                                                                                         
Lauwers ten grave..... De gele bladeren der canadassen
vielen ruisend omlaag, in grote groepen verzamelden                                                                                                                                                                                                                                                                                  
zich sjilpend de zwaluwen, hoog boven tegen de staal-                                                                                                                                                                                                                
blauwe hemel trokken kranen in keurige "V"-formatie
zuidwaarts. Het kleine kerkhof stond zwart van de
mensen. Aan het graf sprak Meester Schreurs, de op-
volger van Meester Lauwers. "Wij zullen steeds Uw                                                                                                                                                                                                                  
liefde voor het kind, het dier en de plant in ere houden,                                                                                                                                                                                                   
trouw aan God en zijn schepping, wij zullen verder                                                                                                                                                                                                                
streven voor het behoud van onze mooie volkszang".                                                                                                                                                                                                                          
"Meester Lauwers", nauwelijks had Meester Schreurs                                                                                                                                                                                                                  
met een kleine stemverheffing de naam uitgesproken,                                                                                                                                                                                                                  
of de gezichten der kinderen vertrokken angstig, mannen                                                                                                                                                                                                             
en vrouwen begroeven hun hoofd tussen de schouders,                                                                                                                                                                                                                 
'n siddering ging door de lucht, scherpfluitend oorver-                                                                                                                                                                                                            
dovend scheerden drie straaljagers over het kerkhof                                                                                                                                                                                                                        
heen, de loop der Maas volgend. Stilte, aangename                                                                                                                                                                                                                                                                                                        
stilte valt over de mensen heen. Alleen het dodenklokje
klingelt .... Meester Schreurs herneemt hét woord:                                                                                                                                                                                                                     
"Rust zacht, Meester Lauwers, tot weerziens, ontvang                                                                                                                                                                                                                  
onze laatste groet"......Eerst weifelend, dan uit volle                                                                                                                                    
borst, als een verlossing klinken die kinderstemmen:                                                                                                                                                                                                                                
                                                                                                                                                                                                                                                                     
   Waar in 't bronsgroen eikenhout, 't nachtegaaltje zingt
   Over 't malse korenveld, 't lied des leeuweriks klinkt ....

Aandachtig luisteren allen, Martin van Eijken kijkt strak in de verte, in diep gepeins
verzonken

   Waar de brede stroom der Maas, statig zeewaarts vloeit,
   Weeldrig sappig veldgewas, kostlijk groeit en bloeit.

   Bloemengaard en beemd en bos, overheerlijk gloort,
   Daar is mijn vaderland, Limburgs' dierbaar oord.

Ter nagedachtenis aan de jammer al te vroeg overleden Meester Leonardus Hubertus
Bijlmakers, in leven onderwijzer te Stevensweert.