2005

GEBRANDSCHILDERD GLAS IN ONZE REGIO

A. Janssen-Winkeln


Reeds meer dan tien jaren neemt de gemeente Maasbracht met veel succes deel aan de jaarlijkse Open Monumentendag. Met het oog op de komende herindeling werkte Maasbracht in 2005 hierbij voor het eerst samen met de gemeenten Heel en Thorn. Het landelijke thema was dit jaar “Religieus Erfgoed”. Binnen het samenwerkingsverband werd gekozen voor het onderdeel “glas-in-loodkunst”. De Open Monumentendag werd officieel geopend op zondag 11 september 2005 in het parochiezaaltje van Thorn. Onderdeel van deze opening was een lezing van de Duitse kunsthistorica mevrouw A. Janssen-Winkeln. Zij beschreef op een interessante manier de rijke voorraad aan gebrandschilderd glas in onze regio. Hierbij noemde ze o.a. ook de parochiekerken van Stevensweert en Ohé en Laak. Het leek ons van belang deze toespraak in zijn geheel in ons jaarboek op te nemen. Met dank aan de heer H. Beurskens uit Heel die voor de vertaling zorgde.
Geachte dames en heren,


Glas-in-lood, Glasmalerei, gebrandschilderd glas, glasschilderkunst, veel woorden die beschrijvingen zijn van een kunst die de mensen als sinds de tijden van de Romeinen fascineert. “Wat zou het toch mooi zijn, om met de zon zelf te schilderen”, zo formuleerde het ooit de Nederlandse glas-in-loodschilder Johan Thorn Prikker. Hij is in Limburg eigenlijk helemaal niet bekend, in het Rijnland echter wordt hij beschouwd als de vernieuwer van de glas-in-loodschilderkunst van de 20ste eeuw. In het jaar 1911 maakte hij de ontwerpen voor de glas-in-loodramen in de kerk van de Driekoningen in Neuss. Voordat deze ramen werden geplaatst, waren ze te zien op enkele tentoonstellingen. Overal trokken zij de aandacht, maar toen de aartsbisschop van Keulen van de ramen hoorde, verbood hij dat ze in de kerk werden geplaatst. Voor hem waren ze veel te modern. Maar dat accepteerden de burgers van Neuss niet. Zij haalden geld op en bestelden naast de ramen die al klaar waren voor het koor, nog enkele glas-in-loodramen voor het dwarsschip van de kerk. En direct na de Tweede Wereldoorlog lieten ze de panelen allemaal plaatsen. Nog op de dag van vandaag zijn zij in de kerk te bewonderen.
Ik vertel u dit voorbeeld, want allereerst ligt Neuss in het gebied van onze Euregio Rhein-Maas-Noord, waar ik de glas-in-loodschilderkunst onderzoek. Op de tweede plaats zijn hier de Nederlands-Duitse relaties zichtbaar en op de derde plaats, en dat beschouw ik als het allerbelangrijkste, ziet men aan dit voorbeeld dat er geen enkele andere kunstuiting bestaat die de burgers zo zeer hebben meebepaald. En op geen kunstvorm hebben zij zo’n grote invloed uitgeoefend.
In de vroegere eeuwen hebben vooral koningen en vorsten de kunstenaars naar zich toe gehaald, om hun eigen gebouwen te verfraaien. In de 20ste eeuw waren het de burgers met name, die de kunstenaars naar zich toe lieten komen om in grote gebrandschilderde vensters, in schitterende en fonkelende kleuren, hun geboortestreek en hun geschiedenis in beeld te brengen. Het waren hun heiligen en vooral hun patroonheiligen die een plaats kregen in het glas. De burgers hebben wedstrijden georganiseerd, zij zelf hebben de diverse kunstenaars uitgekozen. Daarvan bevinden zich in het kleine gebied rond Thorn en omgeving veel voorbeelden: starten we daarbij in de abdijkerk. Bij het eerste rondkijken vallen het kleine aantal glas-in- loodvensters niet op, maar bekijkt men ze iets nauwkeuriger, dan is men
verbaasd over de overvloed aan geschiedenis, die in deze ramen te lezen is: de werken van Max Weiss: in het hogere gedeelte zien we de kapel van Onze Lieve Vrouw van Loreto, gesticht door Klara Elisabeth von Manderscheid Blankenheim, zoals op het wapen met het spreeklint blijkt (ze was kanunnikes van Thorn van 1640 tot 1688). Het grote raam vooraan links, met de maten van 10 meter hoogte en 5 meter in de breedte, heeft een geweldig groot formaat. Het werd in 1942 zoals de inscriptie duidelijk maakt, door de burgers van Thorn geschonken bij gelegenheid van het 40-jarige priesterfeest van pastoor Wouters.
In de toren van de kerk heeft Joep Nicolas in de kleine raampartijen de stichters van de abdij afgebeeld, Ansfried en zijn vrouw Hilsondis. Deze twee treffen we ook aan in het trappenhuis van het gemeentehuis van Thorn en daar luidt de inscriptie “Anno 1960 bij de opening van dit huis der Gemeente Thorn door de Inwoners aangeboden” . Het mooie glas-in-loodraam boven de ingang van het gemeentehuis is een geschenk van de Vereniging “Vrienden van Thorn” en werd pas in 1988 door Harry van de Boel ontworpen.
In het vroegere gemeentehuis van Beegden hebben burgers voor het trappenhuis een glas-in- loodraam geschonken, waarbij we een voorstelling van de heilige Martinus, de patroon van de parochiekerk, aantreffen. Tom Franssen heeft het in 1958 ontworpen.
De meeste gebrandschilderde ramen in de kerken hebben een kleine schriftelijke aanduiding met de namen van de verschillende sponsors en schenkers. En vaak waren het de initiatieven van enkele mensen die veel hebben teweeg gebracht.
Omwille van de tijd kan ik hier maar een enkel voorbeeld noemen: over Stevensweert heb ik gehoord, dat het Elisabeth van Hoebergen-Peeters is geweest, die, nadat ze in 1961 uit de Verenigde Staten was teruggekeerd, ervoor heeft gezorgd dat de reeks van glas-in-loodvensters, waarmee Charles Eyck in het jaar 1951 was begonnen, werd voortgezet. Wat mij aan deze kerk zo bijzonder goed bevalt, is het feit dat de kunstenaar het barokke karakter van het gebouw als uitgangspunt heeft genomen en zo door zijn ramen met de architectuur een schitterende eenheid binnen het gebouw heeft weten te bereiken.
In het gebied waar we nu zijn, treffen we, wanneer we het hebben over glas-in-lood, veel gebouwen met belangrijke en bezienswaardige objecten. Iets aparts is dat er naast de kerkelijke ramen, nogal wat profane, wereldlijke glas-in-loodramen te vinden zijn. Bij de Stichting Daelzicht, het vroegere St. Joseph in Heel, vinden we in de ramen van het trappenhuis jonge mensen die bezig zijn met balsporten, kaartspelen en die zich op een strand bevinden. Dit soort motieven heb ik verder nog nooit ergens gezien.
In Brachterbeek vinden we heerlijke taferelen uit de bijbel, waarbij in het begin de schepping van de mens is te zien; later treffen we taferelen uit het leven van Jezus. Twee keer is de duivel in deze vensters uitgebeeld en we zien hoe hij wordt verdreven. Ook dit zijn voorstellingen die verder niet of bijna nergens te zien zijn.
Ook de artistieke veelheid is bij de enkele gebouwen die vandaag te bezichtigen zijn in het kader van de Open Monumentendag 2005, groot en dat stemt tot verbazing.
De oudste glas-in-loodramen bevinden zich in Heel en wel in de parochiekerk van Sint Stephanus. Zij zijn uit het jaar 1901 en werden vervaardigd in de ateliers van Frans Nicolas en Zonen te Roermond. Bijna in dezelfde tijd ontstonden in Ohé en Laak de gebrandschilderde ramen van de firma Oidtmann. Dit bedrijf bestaat heden ten dage nog in de buurt van Kleef en werd lange tijd tot de belangrijkste ateliers van Duitsland gerekend. Ik noem dit bedrijf graag, omdat men hier weer de relaties tussen de landen kan zien. Immers de voorouders van Oidtmann komen uit Nederland. Overigens hebben ook twee andere grote ateliers van glas-in-lood in de buurt van Kleef en Goch, de firma Derix en Van Teeck, Nederlandse voorouders. Tegenwoordig zijn de twee laatstgenoemde ateliers in Münhen gevestigd.
Aan de gebrandschilderde ramen, die vandaag kunnen worden bezichtigd, kan men de hele geschiedenis van de brandschilderde glaskunst gedurende de hele 20ste eeuw aflezen. Voorbeelden van neogotische vensters zijn er nog in Heel en Ohé en Laak te bezoeken. Deze ramen kon men toen, aan het begin van 1900, bestellen door middel van modelboeken en zij werden dan ook bijna als confectie geleverd en hebben vaak geen namen van kunstenaars. Ook in Heel bij het klooster van Sint Anna zijn ze te zien. Daar bevinden zich ook nog ramen uit de jaren dertig. Verder in Brachterbeek en in Heel bij Huize Sint Joseph. Uit de jaren 40 treffen we vensters in de kerk van Thorn, in de Sint Stephanuskerk van Heel en in Huize St. Joseph.
De meeste glas-in-loodvensters stammen natuurlijk uit de jaren na de Tweede Wereldoorlog. De vernielingen door de oorlog moesten worden hersteld en het was de tijd dat het economisch stilaan weer wat beter ging. Deze situatie in Limburg is goed te vergelijken met de toestand in het Rijnland. In geen enkele andere periode van een jaar of tien zijn er zo veel glas-in-loodramen ontstaan als in de periode rond 1950 en het zijn vaak gebrandschilderde objecten van een hoge kwaliteit. En geen enkel gebied heeft zo veel glas-in-loodkunst doen ontstaan als de streek, waarin we ons vanmorgen hier bevinden. En de kunstenaars die ze maakten…. . In de 10 gebouwen die vandaag opengesteld zijn, hebben 14 kunstenaars gewerkt. Onder hen de allerbesten die Limburg ooit heeft gehad. Ik noem ze in alfabetische volgorde: Harry van de Boel, Henk van der Burgt, Atelier Denrooyn, Charles Eyck, Tom Franssen, Jan Mannen, Frans Nicolas, Joep Nicolas, Atelier Oidtmann, Willy van Roosmalen, Frans Slijpen, René Smeets, Jacques Verheijen, Max Weiss. De meest recente glas-in-lood- ramen bevinden zich in de St. Gertrudiskerk van Maasbracht. Ze zijn van de hand van Huub Kurvers en de in 1998 vervaardigde panelen zijn vandaag jammer genoeg niet te bezichtigen.
In het hele Limburgse Euregio-gebied tussen Echt en Venray waren in de 20ste eeuw meer dan 100 kunstenaars werkzaam. Zij hebben bijna 3000 glas-in-loodobjecten laten ontstaan, en dat is in mijn ogen voor deze regio een schat en een rijkdom, die nauwelijks voorstelbaar is.
Wie verder geïnteresseerd is, kan over de kunstenaars via Internet veel te weten komen. Bij de inventarisatie, te vinden op www.glasmalerei-ev.net, staan ze nagenoeg allemaal. Er zijn ook afbeeldingen van de objecten te zien.
Deze kunstenaars hebben niet alleen gebrandschilderde taferelen ontworpen, zij vervaardigden ook wandschilderingen en wanddecoraties, zij maakten mozaïeken en grafische voorstellingen, plastieken en olieverfschilderijen. Zeer zeker kennen een aantal van de hier aanwezigen deze kunstenaars nog, maar enkelen zijn al sinds een tiental jaren dood. Anderen zijn uit ons bewustzijn bijna totaal verdwenen. Ik ervaar het bij mijn onderzoek steeds weer, hoe moeilijk het soms is, om nog informaties over deze genoemde Limburgse kunstenaars te krijgen. Het is zelfs al moeilijk om erachter te komen, in welk jaar ze eigenlijk gestorven zijn. Tot nu toe hadden we geen of nauwelijks begrip voor de betekenis van deze kunstenaars. Bij ons, in de Duitse taal, bestaat de uitspraak dat een profeet in zijn eigen land niet wordt geëerd.
Maar in dit opzicht moeten we zonder meer met andere ogen naar de situatie kijken, ook om onze cultuur te behouden en aan onze kinderen over te dragen. Op de eerste plaats is een nieuwe waardering absoluut noodzakelijk, hoe we de kunstenaars moeten beoordelen. Tot de dag van vandaag werden vaak de verkeerde mensen op de voorgrond geplaatst, vooral betreft dit die kunstenaars vaak, die maar korte tijd in Limburg hebben gewoond.
Juist het overzicht van de glas-in-loodramen bewijst dat we aan de eigen kunstenaars van de 20ste eeuw veel meer aandacht moeten besteden. We moeten daarbij niet te angstvallig doen om een vergelijking met Rembrandt te maken. Ook hij kreeg tijdens zijn leven niet steeds die voldoende aandacht, die zijn geweldige oeuvre had verdiend. Vooral overviel hem de
miskenning, toen zijn werk zich op latere leeftijd verwijderde van de smaak en de mode van die tijd.
Veel vraagstukken met betrekking tot zijn biografie kunnen op de dag van vandaag niet meer worden opgelost. Juist daarom is het belangrijk om de daadwerkelijke erfenissen van de Limburgse kunstenaars te verzamelen, te inventariseren, voordat ze voor goed verdwenen zijn. Daarom pleit ik hier en nu voor een documentatiecentrum voor Limburgse kunstenaars. Over 50 jaar zullen deze gebrandschilderde objecten en hun kunstenaars een waardevol bezit blijken te zijn en zullen ze van grote betekenis zijn, wanneer we op de dag van vandaag ervoor zorgen, dat deze culturele objecten behouden blijven. Voor de vakmensen en deskundigen zijn deze kunstenaars al lang van immense waarde.
Het tweede aspect, waarover ik me zorgen maak, zijn de glas-in-loodvensters zelf. Deze schatten lopen op een geweldige manier gevaar. Bijna wekelijks komen er nieuwe vreselijke berichten, dat er kerken en kloosters moeten worden gesloten, dat er gebouwen moeten worden afgebroken en dat, jazeker, gebrandschilderde ramen moeten worden vernietigd. En deze zorgen zijn niet zo maar uit de lucht komen vallen. Ze raken ons hier ook heel direct.
Wat gaat er gebeuren met Huize Sint Anna in Heel? Over een paar maanden wordt het gebouw van de administratie tegenover Cultureel Centrum Don Bosco afgebroken. Daar heeft Jacques Verheyen uit Echt in 1965 een hele wand glas-in-lood gemaakt in een vrije compositie. Het geheel is een spel met kleuren, met lijnen en licht; het is een essentieel document voor de non-figuratieve glas-in-loodschilderkunst van zijn tijd, van de jaren 60. Als deze compositie verloren gaat, verdwijnt er weer een deel van onze cultuur en van onze geschiedenis, van onze omgeving. Ook de kloostergebouwen staan leeg. Daar bevindt zich op weg naar de kapel een aantal gebrandschilderde objecten van Verheyen uit de dertiger jaren. De ramen hebben de oorlog 40-45 overleefd; het kan toch niet zo zijn, dat ze geen betekenis meer (mogen) hebben. Het is toch onmogelijk dat we ze gewoon weggooien …. .
Het kan toch ook niet de bedoeling zijn dat de een of ander komt en de taferelen eenvoudig koopt om ze in zijn eigen huis op te stellen. Daarmee zijn de objecten wel voor dit ogenblik gered, maar hun essentiële karakter bestaat er toch ook in, dat ze voor een grote groep mensen, ja voor een hele gemeenschap werden gemaakt. Zij moeten dus in een openbare ruimte worden opgesteld, want de glas-in-loodschilderkunst is in wezen een democratische kunst en is zo een deel van onze gemeenschappelijke kunstuitingen en dus van onze gemeenschappelijke geschiedenis.
En daarom is het zeer toe te juichen dat op een dag als vandaag, de kunstwerken bezocht kunnen worden en te zien zijn. Ieder gebouw met een gebrandschilderd kunstwerk is als een klein museum voor glas-in-lood.
Ik kan alleen maar hopen, dat er in de toekomst wegen gevonden zullen worden, waarlangs al deze kunstvoorwerpen gemakkelijker toegankelijk worden.
Ook vandaag wens ik u allen een inspirerende ontdekkingsreis langs de glas-in-loodramen in de verschillende gebouwen en ik spreek de wens uit, dat u veel plezier beleeft bij het zien van de toegankelijke kunstwerken van deze monumentendag.