AAN DEN OEVER VAN EEN “SNELLEN” VLIET

 Bas Cretskens

Terwijl een groot deel van Europa nog steeds geteisterd wordt door de ellende van de Eerste Wereldoorlog, lijkt het leven in het neutrale Nederland zijn normale gang te gaan. Dat geldt ook voor het grensplaatsje Stevensweert. Bij een zoektocht in oude kranten naar oorlogsnieuws over het Eiland in de Maas is niet zo heel veel te vinden; het blijft bij een kort bericht, bijvoorbeeld een melding dat de veerverbinding naar België is verbroken.


Ongetwijfeld hebben ook de inwoners van onze streken wel het een en ander ervaren van de wereldbrand, maar mijn oog viel op een artikel met een andersoortige inhoud. In de beschreven gebeurtenissen is er weliswaar ook sprake van explosies en gevechten van man tegen man, maar gelukkig zijn de enige dodelijke slachtoffers een aantal vissen en blijft het resultaat van het geweld beperkt tot blauwe plekken en bulten.

De Nieuwe Koerier van 8 mei 1918 doet verslag van wat er zich enkele dagen eerder in Stevensweert heeft afgespeeld aan de oever van de Oude Maas:

“Visscher v. O. te Stevensweert had Zaterdagnamidag zijn netten uitgezet in de Oude Maas. Een paar doffe slagen trokken zijn opmerkzaamheid. Toen een tijdje later een partij doode visschen zijn bootje voorbijdreven, werd zijn vermoeden zekerheid. Er werd met dynamietpatronen gewerkt. Hij en zijn helper sprongen aan land en gingen zien, wat er gaande was. En jawel, daar stonden een paar verloopen dagdieven hun laakbaar bedrijf uit te oefenen. De visschers hielden zich schuil achter den dijk en stuurden onmiddellijk iemand naar Stevensweert om politie te halen, toen deze wat lang uitbleef en de vischmoordenaars zich gereed maakten met hun goed gevulden zak en nog een handvol patronen te vertrekken, besloten de visschers, die nu toch geen kans meer zagen een daggeldje te verdienen, zich zelven recht te verschaffen.

In een paar sprongen waren ze bij beide kerels en eer deze recht wisten, wat er gaande was, werd de stevigste hals over kop in de hier vrij diepe Maas gekwakt. Zijn tegenstander greep hem bij zijn nekvel, dompelde hem een paar malen ferm onder en bewerkte hem toen met een klomp zoodanig, dat de builen op zijn bol en facie onmogelijk te tellen waren. Gelukkig was de massage antiseptisch.

De andere amateur-visscher die bij het begin der scène een oogenblik versuft was geweest, haastte zich, toen hij zijn tegenwoordigheid van geest weer terugkreeg, wat hij kon in de richting van den dijk. Maar bij de glooiing kreeg baas Graad hem te pakken. Met een canada-takje van een halven meter lengte en een goeien duim dik – in den nood moet men zich weten te behelpen – werd no. 2 zoodanig “gevischt’, vooral in den omtrek van zijn kruin, dat het hem vijf minuten later nog grauw en groen was voor de oogen. Toen een toeschouwer, die op een paar honderd meter afstand deze land- en zeeslag had aanschouwd, als vredesbemiddelaar optrad, was aan de gevechten spoedig een einde. Nog even noodigden de vischdieven, toen ze onder het bereik der stevige knuisten van onze stoere visschers uitwaren, deze met een theatraal gebaar en met een Sittardsch accent uit op een tractatie van “poètje” (zakmes) en revolver, maar toen deze hun den “pof” stonden, verlieten ze hinkend en druipend het toneel.

Ik geloof dat geen rechter het binnenshuis den visschers kwalijk zal nemen, dat ze hier als eigen rechter zijn opgetreden.”

Gelukkig gaat het er meestal toch wat rustiger aan toe aan de oevers van de Oude Maas!